In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden aan een minderjarige betrokkene, geboren in 2006. De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan ernstige psychische stoornissen, waaronder borderline persoonlijkheidsproblematiek en PTSS, die levensgevaar en ernstige psychische schade veroorzaken. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. Betrokkene was wilsbekwaam in haar verzet, maar door acuut levensgevaar waren haar wensen niet te honoreren. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling waarbij betrokkene, haar advocaat en behandelaars aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de gevraagde zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren.