In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1941, die lijdt aan een bipolaire stoornis en ernstige verwaarlozing vertoont. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en er een risico bestaat op ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de behandelend arts en de zoon van betrokkene, die de noodzaak van verplichte zorg bevestigden. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, gezien het zorgmijdend gedrag van betrokkene. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, waarbij de maatregelen van beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie zijn toegewezen. De rechtbank concludeerde dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.