Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Kerkenbosplaats te Tilburg op 16 maart 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, en de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene heeft betwist dat hij geparkeerd stond, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Wel is vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat aanleiding geeft om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, waarbij de boete is gematigd tot € 75,-. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend voor de fase bij de kantonrechter.
De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De beslissing van de kantonrechter is als volgt: het beroep is gedeeltelijk gegrond, de boete is gematigd, en de proceskostenvergoeding is vastgesteld.