Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het inrijden tegen de verplichte rijrichting op de Brucknerlaan te Tilburg op 28 september 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 januari 2025 was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, en dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor deze vaststelling. Betrokkene had aangevoerd dat er een bord aanwezig was dat het rechtsaf slaan toestond, maar de kantonrechter verwierp deze stelling.
Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een matiging van de boete. Uiteindelijk werd de boete verlaagd tot € 84,38, met een terugbetaling van € 65,62 aan betrokkene voor te veel betaalde zekerheid.