ECLI:NL:RBZWB:2025:1147

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11406621 \ CV EXPL 24-4138 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst en geschil over geheimhoudingsbeding

In deze zaak heeft de werknemer, hierna te noemen [werknemer], een vordering ingesteld tegen zijn werkgever, hierna te noemen [werkgever], met betrekking tot de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De partijen hebben een overeenkomst gesloten ter beëindiging van het dienstverband, waarin een beëindigingsvergoeding is opgenomen. [werknemer] vordert nakoming van deze overeenkomst, terwijl [werkgever] zich beroept op een vermeende schending van het geheimhoudingsbeding door [werknemer]. Volgens [werkgever] heeft [werknemer] e-mailberichten van zijn zakelijke account naar zijn privé e-mailadres doorgestuurd, wat volgens hen een schending van het geheimhoudingsbeding inhoudt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [werknemer] het geheimhoudingsbeding niet heeft geschonden, omdat het doorsturen van informatie naar zijn eigen privé e-mailadres niet valt onder de definitie van 'derden' zoals opgenomen in het beding. De kantonrechter heeft de vorderingen van [werknemer] toegewezen en [werkgever] veroordeeld tot betaling van de beëindigingsvergoeding en andere vergoedingen, terwijl de vorderingen van [werkgever] in reconventie zijn afgewezen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten ten laste van [werkgever] gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11406621 \ CV EXPL 24-4138
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[werknemer],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [werknemer] ,
gemachtigde: mr. J.A. Macken,
tegen
[werkgever] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [werkgever] ,
gemachtigde: mr. A.H.F. Kluwen.

1.De zaak in het kort

[werknemer] is bij [werkgever] als werknemer in dienst geweest. Ter beëindiging van het dienstverband hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer een beëindigingsvergoeding is opgenomen. [werknemer] vordert nakoming van deze vaststellingsovereenkomst. [werkgever] voert echter verweer en maakt aanspraak op een boete. Volgens [werkgever] heeft [werknemer] namelijk het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst overtreden door mailtjes van zijn zakelijke account door te sturen naar zijn privé e-mailadres. De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] hiermee het geheimhoudingsbeding niet heeft overtreden, omdat daarin is opgenomen dat het verboden is om mededeling te doen aan derden en daaronder valt niet het doorsturen van informatie naar je eigen privé e-mailadres. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel nader uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, inclusief een provisionele vordering
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het bericht van 13 januari 2025 met productie(s) van [werkgever]
- het bericht van 15 januari 2025 met productie(s) van [werkgever]
- de mondelinge behandeling van 15 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnotities van de gemachtigde van [werkgever]
- de verklaring die [werknemer] tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgelezen..
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[werkgever] is een onderneming die bedrijven ondersteunt binnen de olie- en gasindustrie om hun efficiëntie te verhogen door procesinstrumentatie, meetsystemen en andere services aan te bieden.
3.2.
[werknemer] is op 1 maart 2002 bij [werkgever] in dienst te treden. Vanaf 1 juli 2023 was [werknemer] als titulair bestuurder (general manager) intra concern gedetacheerd bij [bedrijf 1] . Bij [bedrijf 1] worden elektromagnetische en ultrasone flowmeters en op maat gemaakte meet- en kalibratiesystemen geproduceerd. Het laatst genoten jaarsalaris van [werknemer] bedroeg € 200.000,00 bruto (inclusief 8% vakantiebijslag en exclusieve overige emolumenten).
3.3.
In de arbeidsovereenkomst tussen partijen (hierna te noemen: de arbeidsovereenkomst) staat een geheimhoudingsbeding, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

Het is werknemer derhalve verboden, zowel gedurende de arbeidsovereenkomst als na afloop daarvan, op enigerlei wijze aan derden, direct of indirect, in welke vorm ook en in welker voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande hetgeen bij de uitoefening van zijn/haar functie te zijner/harer kennis is gekomen in verband met de zaken en belangen van werkgever en van met werkgever gelieerde ondernemingen.(…)
Bij overtreding van het(…)
verbod verbeurt werknemer een dadelijk opvorderbare boete van € 10.000,= voor elke keer dat werknemer in overtreding is”.
3.4.
Partijen hebben in mei 2024 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer het volgende is opgenomen:
  • De arbeidsovereenkomst wordt met wederzijds goedvinden beëindigd op initiatief van Werkgever met ingang van 1 november 2024
  • Werknemer ontvangt tot de Beëindigingsdatum zijn normale bruto salaris plus vakantiegeld en overige emolumenten. Werknemer is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden
  • Werkgever zal Werknemer in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een vergoeding betalen van € 245.000,00(…)
    bruto(…)
    De vergoeding zal binnen een maand na de Beëindigingsdatum betaalbaar worden gesteld.
  • Uiterlijk binnen één maand na beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontvangt Werknemer een eindafrekening van Werkgever. Hierin zal het vakantiegeld berekend over de periode tot het einde van het dienstverband worden uitbetaald voor zover dit nog niet is uitbetaald. Vanwege de vrijstelling van werk(…)
    worden de reeds opgebouwde en nog op te bouwen vakantiedagen op de Beëindigingsdatum geacht te zijn genoten. De bonus over het jaar 2023 zal op gebruikelijke wijze aan Werknemer worden uitgekeerd. Over 2024 zal 1/3 bonus aan Werknemer worden uitgekeerd, te weten € 13.333,34 (bruto). De gedeeltelijke bonus over 2024 wordt uitgekeerd tezamen met de eindafrekening.
  • De postcontractuele verplichtingen in de arbeidsovereenkomst zoals het geheimhoudingsbeding en het intellectueel eigendomsbeding blijven onverminderd van kracht.
3.5.
[werknemer] heeft meerdere e-mailberichten van zijn zakelijke account doorgestuurd naar zijn eigen privé e-mailadres.
3.6.
[werknemer] heeft een deel van zijn salaris over oktober 2024, de overeengekomen beëindigingsvergoeding van € 245.000,00 bruto en (het bedrag van) de eindafrekening niet ontvangen, omdat [werkgever] een beroep doet op verrekening van deze vorderingen met een vordering (boete) die [werkgever] stelt te hebben op [werknemer] wegens schending van het geheimhoudingsbeding.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[werknemer] vordert – samengevat – om te verklaren voor recht dat [werknemer] geen geheimhoudingsbeding heeft geschonden en geen boete of schadevergoeding verschuldigd is en om [werkgever] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst, te vermeerderen met wettelijke verhoging, rente en (werkelijke proces)kosten. Daarnaast heeft [werknemer] bij dagvaarding een provisionele vordering ingediend.
4.2.
[werkgever] voert verweer. [werkgever] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [werknemer] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [werknemer] , met veroordeling van [werknemer] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[werkgever] vordert – samengevat – om te verklaren voor recht dat [werknemer] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en dat [werkgever] de bevoegdheid heeft om de geldvorderingen van [werknemer] uit de vaststellingsovereenkomst te verrekenen met de boete waarop [werkgever] aanspraak kan maken wegens schending van het geheimhoudingsbeding door [werknemer] en om [werknemer] , uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een boete van € 290.0000,00 in verband met het meermaals overtreden van het geheimhoudingsbeding.
4.5.
[werknemer] voert verweer. [werknemer] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [werkgever] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [werkgever] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [werkgever] in de (werkelijke) kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
In de hoofdzaak
5.1.
De eerste vraag die de kantonrechter zal beantwoorden is of [werknemer] met het doorsturen van zakelijke e-mailberichten vanaf zijn zakelijke e-mailaccount naar zijn privé e-mailadres (hierna te noemen: het doorsturen) het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst heeft geschonden.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het doorsturen niet kwalificeert als schending van het geheimhoudingsbeding zoals partijen dat in de arbeidsovereenkomst overeengekomen zijn. Immers, in het geheimhoudingsbeding staat enkel en alleen en expliciet dat het verboden is om mededeling te doen aan
derden(onderstreping door de kantonrechter). [werknemer] is geen derde, zodat het doorsturen van informatie aan zichzelf niet valt onder het geheimhoudingsbeding.
5.3.
Ter motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 november 2016 [1] , waarin onder meer het volgende wordt overwogen:

Het hof verwerpt de stelling van [naam 1] dat [appellante] het geheimhoudingsbeding reeds heeft overtreden doordat zij de bedrijfsinformatie aan haar privé e-mailadres heeft toegezonden. Het beding verplicht [appellante] tot geheimhouding jegens derden; zijzelf is niet als derde te beschouwen.
Verder verwijst de kantonrechter naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 maart 2022 [2] , waarin onder meer het volgende wordt overwogen:

Partijen zijn het er over eens dat het op grond van het geheimhoudingsbeding verboden is om ‘company data’ te gebruiken voor derden(…)
Vast staat dat [geïntimeerde] vanaf zijn zakelijke e-mailadres diverse documenten naar zijn privé e-mailadres heeft verzonden.(…)
Dat [geïntimeerde] deze informatie heeft gedeeld met derden(…)
is niet komen vast te staan.(…)
De tekst van het geheimhoudingsbeding is onvoldoende om [naam 2] te kunnen volgen in haar stelling dat reeds het buiten het bedrijf van [naam 2] brengen van deze informatie (via het versturen van documenten van een zakelijk naar privé e-mailadres) een inbreuk op dit beding oplevert.
5.4.
Weliswaar is er ook rechtspraak waarin is aangenomen dat het doorsturen van bedrijfsinformatie van een zakelijke e-mailadres naar een eigen privé e-mailadres schending oplevert van een geheimhoudingsbeding, maar in die zaken is het geheimhoudingsbeding anders (ruimer) geformuleerd. Zo overweegt de kantonrechter van de rechtbank Gelderland in een beschikking van 24 oktober 2024 [3] onder meer het volgende:

Vast staat dat [partij 1] de bestanden die genoemd zijn in de ontslagbrief in de late avond van 14 mei 2024 naar zichzelf heeft gemaild.(…)
Het toezenden van bedrijfsgegevens naar het privé-account op 14 mei 2024 is een overtreding van artikel 10 van de arbeidsovereenkomst, waarvoor [partij 1] volgens artikel 13 een boete van
€ 5.000,00 verschuldigd is.(…)”
Daarbij is echter van belang dat het betreffende (geheimhoudings)beding in artikel 10 van die arbeidsovereenkomst als volgt luidt:

Het is werknemer ten strengste verboden, op welke wijze dan ook kopieën of duplicaten van de genoemde informatie te maken, anders dan ten behoeve van strikt zakelijk gebruik. Tevens is het werknemer niet toegestaan, anders dan met als doel buiten de kantoren van werkgever arbeid te verrichten, elders kopieën, van welke aard dan ook, van informatie bestanden van werkgever aan te houden.
5.5.
Verder overweegt de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam in een vonnis van 6 april 2023 [4] onder meer het volgende:

Niet is betwist dat [gedaagde] tot tweemaal toe vanaf zijn zakelijke computer van [bedrijf 2] een bestand dat hij had hernoemd tot “stuff to do” beveiligd met een wachtwoord naar een privé e-mailadres heeft gestuurd. Ook is niet betwist dat indien dit bestand vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevat dit een schending oplevert van het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding.(…)
Op grond van het bovenstaande, mede gelet op het onbetwiste feit dat [gedaagde] na vertrek bij [bedrijf 2] van plan was om in dezelfde branche werkzaam te blijven en dus een belang zou kunnen hebben bij het verkrijgen van bedrijfsinformatie van [bedrijf 2] , wordt vermoed dat het door [gedaagde] gecreëerde en verzonden bestand bedrijfsinformatie van [bedrijf 2] bevatte die hij op grond van de bedingen 9 en 10 van zijn arbeidsovereenkomst niet naar zijn privé emailadres had mogen sturen.
Echter, hierbij is van belang dat de kantonrechter in dit vonnis het volgende overweegt over het geheimhoudingsbeding uit die zaak:

In dit geheimhoudingsbeding is bepaald dat het sturen van vertrouwelijke informatie door de werknemer naar een privé e-mailadres wordt beschouwd als een schending van het geheimhoudingsbeding.
5.6.
Gelet op de formulering van het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding gaat de onder 5.4. en 5.5. vermelde jurisprudentie in deze zaak niet op, maar zoekt de kantonrechter – zoals overwogen onder 5.3. – aansluiting bij de arresten van de gerechtshoven van Den Haag en Arnhem-Leeuwarden. Dat brengt mee dat de kantonrechter van oordeel is dat [werknemer] met het doorsturen het geheimhoudingsbeding niet geschonden heeft.
5.7.
[werkgever] stelt verder dat [werknemer] de ‘Information Security User Policy [werkgever] ’ (hierna te noemen: de IT Policy) heeft geschonden én dat deze IT Policy een nadere uitwerking is van het geheimhoudingsbeding.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat dit laatste niet het geval is, althans dat [werkgever] haar stelling dat de IT Policy een nadere uitwerking is van het geheimhoudingsbeding onvoldoende heeft onderbouwd. Zo ontbreekt in het geheimhoudingsbeding enige verwijzing naar de IT Policy en ook andersom staat in de IT Policy geen enkele verwijzing naar het geheimhoudingsbeding, althans dat is door [werkgever] niet gesteld en ook niet gebleken. Verder blijkt uit (de stellingen en citaten van [werkgever] met betrekking tot) de IT Policy dat de IT Policy een veel ruimer toepassingsbereik heeft dan het geheimhoudingsbeding. Bovendien staat in de IT Policy dat bij schending sprake kan zijn van disciplinaire maatregelen, maar op schending van de IT Policy staat – in tegenstelling tot de sanctie op schending van het geheimhoudingsbeding – geen boete.
5.9.
Wat betreft de stelling van [werkgever] dat [werknemer] de IT Policy heeft geschonden overweegt de kantonrechter verder als volgt. Mogelijk is sprake van schending van de IT Policy door [werknemer] , maar of dat het geval is of niet, is voor de beoordeling van de vorderingen in deze procedure niet relevant. Immers, zoals al is overwogen staat op schending van de IT Policy geen boete, terwijl [werkgever] haar verweer juist baseert op een tegenvordering bestaande uit een door [werknemer] aan haar verschuldigde boete. Ook op de overige discussiepunten tussen partijen die geen invloed (meer) hebben op de toewijsbaarheid van de vorderingen, zoals de discussie over de finale kwijting, zal de kantonrechter niet – nader – ingaan.
5.10.
Aangezien [werkgever] ook geen andere argumenten heeft aangevoerd op grond waarvan de vorderingen van [werknemer] niet toewijsbaar zouden zijn, zal de kantonrechter deze vorderingen toewijzen op de in de beslissing weergegeven wijze, met dien verstande dat:
  • De gevorderde wettelijke verhoging over de beëindigingsvergoeding zal worden afgewezen, omdat deze vergoeding geen loon betreft.
  • De wettelijke verhoging over het restant van het salaris van oktober 2024 en de looncomponenten in de eindafrekening zal worden gematigd tot 10%, omdat er sprake is van cumulatie met wettelijke rente en het weliswaar onjuist, maar wel verdedigbaar was dat [werkgever] (nog) niet tot betaling is overgegaan.
  • [werknemer] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het tarief dat op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten geldt bij een hoofdsom van € 275.000,01 (€ 16.666,67 + € 245.000,00 + € 13.333,34) bedraagt € 3.150,00, zodat dat bedrag zal worden toegewezen.
  • De kantonrechter gaat ervan uit dat [werkgever] conform dit vonnis aan [werknemer] deugdelijke bruto/netto-specificaties zal verstrekken en ziet – vooralsnog – geen aanleiding om daaraan een dwangsom te verbinden.
  • De kantonrechter ziet geen grond om [werkgever] te veroordelen in de werkelijke proceskosten, aangezien van misbruik van procesrecht of slecht werkgeverschap dat daarvoor aanleiding geeft geen sprake is. De stellingen en het verrekeningsverweer van [werkgever] waren, mede gelet op de hiervoor onder 5.4 aangehaalde jurisprudentie, naar het oordeel van de kantonrechter niet bij voorbaat kansloos.
5.11.
[werkgever] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [werknemer] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
2.174,00
(2 punten × € 1.087,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.154,42
5.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In de provisionele vordering
5.13.
De kantonrechter komt niet toe aan een beoordeling van en beslissing op de provisionele vordering. Immers, deze vordering is naar haar aard beperkt tot een voorziening voor de duur van het geding (artikel 223 Rv) en dit geding is met de beslissing in de hoofdzaak geëindigd.
in reconventie
5.14.
Hetgeen hiervoor in conventie is overwogen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Dat brengt mee dat de vorderingen in reconventie afgewezen zullen worden. Immers, in conventie is al overwogen dat [werknemer] met het doorsturen het geheimhoudingsbeding niet heeft geschonden en dat [werkgever] (dus) geen aanspraak kan maken op een boete wegens schending van het geheimhoudingsbeding.
5.15.
[werkgever] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [werknemer] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.087,00
(2 punten × factor 0,5 × € 1.087,00)
Totaal
1.087,00
Ook hierbij geldt met verwijzing naar het overwogene in conventie dat een veroordeling in de werkelijke proceskosten niet aan de orde is.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat:
a) [werkgever] gehouden is de vaststellingsovereenkomst onverkort na te komen;
b) [werknemer] geen geheimhoudingsbeding heeft geschonden;
c) [werkgever] geen aanspraak heeft op een boete jegens [werknemer] in het kader van onderhavig geschil, zodat [werkgever] ten aanzien hiervan ook geen verrekeningsbevoegdheid toekomt en (dus) in strijd met de wet heeft verrekend;
d) [werkgever] op grond van artikel 7:651 BW geen schadevergoeding kan vorderen aangaande de gestelde overtredingen van het geheimhoudingsbeding;
6.2.
veroordeelt [werkgever] – mede ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst – tot (uit)betaling van:
a) het restant van het salaris over oktober 2024;
b) de beëindigingsvergoeding van € 245.000,00;
c) de eindafrekening (inclusief een pro rata bonus over 2024 van € 13.333,34 bruto);
d) de wettelijke verhoging van 10% over het restant van het salaris van oktober 2024 en de looncomponenten in de eindafrekening;
e) de wettelijke rente over de bedragen uit 6.2. onder a) tot en met d), vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van de (volledige) betaling;
f) de buitengerechtelijke kosten van € 3.150,00;
6.3.
veroordeelt [werkgever] tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto-specificaties van het salaris van oktober 2024, de beëindigingsvergoeding en de eindafrekening;
6.4.
veroordeelt [werkgever] in de proceskosten van € 3.154,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
6.5.
veroordeelt [werkgever] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van [werkgever] af;
6.8.
veroordeelt [werkgever] in de proceskosten van € 1.087,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
in conventie en in reconventie
6.9.
veroordeelt [werkgever] tot betaling van de kosten van betekening als [werkgever] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.