In deze civiele procedure vordert de eiser, aangeduid als [opdrachtnemer], betaling van twee facturen van in totaal € 2.468,40 van de gedaagde partij, aangeduid als [opdrachtgever]. De gedaagde voert als verweer dat zij een tegenvordering heeft van € 5.700,00 wegens schade die zij zou hebben geleden door het handelen van de eiser. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, omdat deze niet ongegrond of onrechtmatig werd bevonden. De tegenvordering van de gedaagde werd echter afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims van schade en dat de eiser zijn vordering had erkend. De kantonrechter heeft ook de wettelijke handelsrente toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding en de buitengerechtelijke incassokosten vergoed. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de eiser, terwijl de gedaagde in het ongelijk werd gesteld in zowel de hoofdzaak als de reconventie.