ECLI:NL:RBZWB:2025:1156

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11434445 \ VV EXPL 24-107 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens overlast en huurachterstand

In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting WonenBreburg, ontruiming van de woning van de huurder wegens overlast en huurachterstand. De huurder, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerders, heeft zich niet gehouden aan de gedragsaanwijzingen die zijn overeengekomen in de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft op 22 januari 2025 geoordeeld dat de vorderingen van WonenBreburg toewijsbaar zijn. De huurder heeft sinds 4 mei 2022 een woning gehuurd van WonenBreburg, maar heeft herhaaldelijk overlast veroorzaakt, waaronder bedreigingen en vernielingen. Ondanks een gedragsaanwijzing van 23 mei 2024, heeft de huurder zich niet aan de afspraken gehouden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kans groot is dat de bodemrechter tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zal overgaan. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.933,28 en toekomstige huurtermijnen tot de ontruiming. De proceskosten zijn eveneens voor de huurder.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11434445 \ VV EXPL 24-107
Vonnis in kort geding van 22 januari 2025
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: mr. C.P. van den Berg,
tegen
1.
[bewindvoerder 1] V.O.F., IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN DE ONDER BEWIND GESTELDE HEER [huurder],
te [plaats] ,
2.
[bewindvoerder 2] , IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER VAN DE ONDER BEWIND GESTELDE HEER [huurder] (hierna te noemen: [huurder] ),
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
WonenBreburg vordert ontruiming van de woning wegens de overlast die [huurder] veroorzaakt. Ook vordert WonenBreburg betaling van de huurachterstand, omdat de getroffen betalingsregeling niet stipt is nagekomen. Het verweer van [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] slaagt niet, zodat de kantonrechter de vorderingen van WonenBreburg zal toewijzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van WonenBreburg
- de mondelinge behandeling van 8 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[huurder] huurt sinds 4 mei 2022 van WonenBreburg de woning aan [adres 1] . Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden voor woonruimte van WonenBreburg van februari 2015 (hierna te noemen: de algemene huurvoorwaarden) van toepassing.
2.2.
In artikel 6 van de algemene huurvoorwaarden staat dat een huurder zich als een goed huurder moet gedragen en ervoor moet zorgen dat aan omwonenden, medewerkers van WonenBreburg en door WonenBreburg ingehuurde derden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt.
2.3.
Op 23 mei 2024 zijn partijen een aanvulling (een gedragsaanwijzing) op de huurovereenkomst overeengekomen, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
E. Huurder heeft personeel van een onderaannemer van WonenBreburg bedreigd.(…)
F. Huurder heeft de ruiten van de buurvrouw op [adres 2] tot twee maal toe ingegooid. Tevens heeft hij vaker op de deur geschopt van [adres 2] . Ook heeft huurder de buurvrouw van [adres 2] meerdere malen uitgescholden en bedreigd / geïntimideerd.
G. Huurder heeft een fysiek handgemeen gehad met een andere bewoner uit het appartementencomplex en heeft hierbij een regenpijp vernield. Ook heeft huurder gedreigd met een stuk hout.
(…)
I. Huurder is op meerdere fronten ernstig tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de daarbij horende Algemene Voorwaarden.
(…)
1.1.
Huurder erkent dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst(…)
3.1.
Huurder zal aan omwonenden geen enkele (vorm van) overlast veroorzaken. Dat betekent in ieder geval:
  • Geen enkel contact opnemen met de buurvrouw van [adres 2] . Dit houdt in dat huurder de buren niet aanspreekt en zich niet zal ophouden voor het appartement van de buren. Voor de buren op [adres 2] geldt hetzelfde. Zij zullen geen contact opnemen met dhr. [huurder] .
  • Geen agressie of intimiderend gedrag vertonen richting medebewoners, personeel van WonenBreburg en/of haar onderaannemers.
  • Geen geluidsoverlast veroorzaken na 22:00 uur.(…)”
2.4.
Op 25 november 2024 heeft de gemachtigde van WonenBreburg [huurder] en zijn bewindvoerder een brief gestuurd, waarin onder meer staat dat de afgelopen maanden hebben laten zien dat [huurder] niet in staat is om zich te houden aan de overeengekomen gedragsaanwijzing. Verder staat in de brief dat WonenBreburg [huurder] en zijn bewindvoerder de gelegenheid geeft om de huurovereenkomst op te zeggen, bij gebreke waarvan een ontruimingsprocedure gestart zal worden.

3.Het geschil

3.1.
WonenBreburg vordert samengevat - ontruiming van de woning aan het [adres 1] en betaling van de huur(achterstand).
3.2.
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.2.
WonenBreburg legt aan haar vordering ten grondslag dat [huurder] ondanks de op 23 mei 2024 overeengekomen gedragsaanwijzing door is gegaan met het veroorzaken van overlast. In dat kader wijst WonenBreburg onder meer op een proces-verbaal van aangifte van 21 oktober 2024. Dit betreft een aangifte van de buurvrouw van [huurder] aan het [adres 2] . Zij verklaart daarin onder meer het volgende: “(…)
Ik was op dat moment samen met mijn vriendin, neef en zijn vriendin in de woning. Ik hoorde dat hij zijn muziek heel hard had aan staan. Ik ging omstreeks 23:20 naar buiten omdat mijn oom langs kwam. Ik zag dat zijn deur toen dicht was. Ik hoorde hem schreeuwen Kom dan. Kom dan. Nu moet je komen. Ik ben toen weer snel naar binnen gelopen. Ik hoorde al die tijd luide muziek uit zijn woning komen. Omstreeks 23:50 kreeg ik een melding op mijn telefoon dat er iemand voor mijn woning was. Ik keek op mijn telefoon en zag dat de buurman voor mijn raam stond. Ik zag dat hij iets in zijn handen had en daarmee tegen mijn raam sloeg. Ik zag dat hij de rechterzijde van het raam raakte. Ik hoorde glas gerinkel en zag hem weer uithalen hij sloeg toen aan de linkerzijde van mijn raam. Hierna ging de camera uit. We hebben hierna direct de politie gebeld.(…)
Toen de politie bij mij was zag ik dat de camera welke ik achter mijn raam had staan weg was. Later kwam de onderbuurman hij had mijn camera beneden in een tuin gevonden. Ik zag dat de sd-kaart uit de camera is gehaald. Ik heb daardoor niet de beelden van de camera.(…)”
4.3.
Verder heeft WonenBreburg een USB-stick overgelegd met foto- en filmmateriaal, waaruit blijkt dat [huurder] zich niet houdt aan de gedragsaanwijzing om geen enkel contact op te nemen met de buurvrouw van [adres 2] .
4.4.
Tot slot heeft WonenBreburg een verklaring van de woonconsulent overgelegd, waarin onder meer het volgende staat: “(…)
De buren zijn halverwege september weer terug gekeerd naar hun eigen woning aan de [adres 2] . Op 21 oktober j.l. heeft dhr. [huurder] met een kettingslot de ruit ingeslagen bij [adres 2] en heeft hij de camera gestolen.(…)
Op deze dag is de persoonlijk begeleider van dhr. [huurder] bij hem thuis geweest. Meneer vertelde dat hij de hele nacht is achtervolgd door 5 auto’s van de buren. Hij heeft twee messen laten zien. Hij vertelde dat deze klaar liggen om het probleem zelf op te lossen. Meneer kwam intimiderend over en de begeleider is vervolgens vertrokken.(…)
Wanneer de buurtbeheerder op het complex was kreeg ze vaak van andere bewoners te horen dat ze problemen ervaarden met dhr. [huurder] .(…)”
4.5.
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] voeren als verweer dat [huurder] door (een kennis van) zijn buurvrouw wordt uitgedaagd en uitgelokt. Echter, de kantonrechter is – los van de vraag of dat een rechtvaardiging zou zijn voor de gedragingen van [huurder] – van oordeel dat [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] dit verweer onvoldoende handen en voeten hebben gegeven. Zo hebben [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] niet gesteld dat [huurder] aangifte heeft gedaan tegen de betreffende persoon. Ook hebben [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] geen verklaringen of andere stukken overgelegd ter staving van hun stelling dat [huurder] wordt uitgedaagd en uitgelokt. Daarom kan dit verweer niet slagen.
4.6.
Ook anderszins hebben [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] de door WonenBreburg gestelde en onderbouwde overlast niet (voldoende) weersproken.
4.7.
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] hebben wel gewezen op het belang dat [huurder] heeft bij behoud van zijn woning. Daarbij wijzen [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] erop dat ontruiming zou betekenen dat [huurder] dakloos wordt en dat bepaalde hulpverlening zal stoppen. De kantonrechter heeft daar oog voor, maar gezien de gebeurtenissen weegt dat belang niet op tegen het belang van WonenBreburg en de omwonenden bij ontruiming.
4.8.
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat de kans dat de bodemrechter tot een ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming van de woning komt zodanig groot is dat het gerechtvaardigd is om daarop vooruit te lopen door in dit kort-geding-vonnis de ontruiming van de woning uit te spreken. De kantonrechter zal de ontruimingstermijn bepalen op de gebruikelijke en redelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.9.
De – tijdens de mondelinge behandeling verminderde – vordering wegens huurachterstand van € 2.933,28 (tot en met november 2024) is als voldoende onderbouwd en niet betwist eveneens toewijsbaar. Ook toewijsbaar is de vordering met betrekking tot de toekomstige (huur)termijnen vanaf december 2024 totdat de woning is ontruimd. Uiteraard strekken eventuele door [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] verrichte betalingen die op het voorgaande betrekking hebben in mindering op de betreffende vordering.
4.10.
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WonenBreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.541,37

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het [adres 1] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van WonenBreburg zijn, en de sleutels af te geven aan WonenBreburg,
5.2.
veroordeelt [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] om te betalen aan WonenBreburg:
a. a) € 2.933,28 aan achterstallige huur tot en met 30 november 2024,
b) € 633,16 per maand vanaf 1 december 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] in de proceskosten van € 1.541,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.