ECLI:NL:RBZWB:2025:1158

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/02/428728 / FA RK 24-5317
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake de verdeling van zorg- en opvoedtaken tussen ouders na relatiebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedtaken voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.P.M. Planthof, heeft een verzoek ingediend om de vakanties, feestdagen, studiedagen en studiemiddagen van het schooljaar 2024-2025 te verdelen. De man, de andere ouder, heeft ook zijn wensen kenbaar gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum zijn beide partijen, samen met vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad, aanwezig geweest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gedetailleerde zorgregeling bestaat, die eerder is bekrachtigd bij beschikking van 30 mei 2024. De partijen hebben overeenstemming bereikt over enkele data, maar er waren ook geschilpunten, met name over de studiedagen en de verdeling van vakanties. De rechtbank heeft uiteindelijk beslist dat [minderjarige] op 28 februari 2025 bij de man verblijft, en dat de man [minderjarige] op 31 mei 2025 en 4 juli 2025 zal ophalen. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat partijen in het belang van [minderjarige] samenwerken en de rol van de jeugdbeschermer respecteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/428728 / FA RK 24-5317
Datum uitspraak: 19 februari 2025
Beschikking betreffende verdeling van de zorg- en opvoedtaken
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N.P.M. Planthof te Goes,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016, hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd in Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 november 2024 ontvangen verzoekschrift strekkende tot verdeling zorg- en opvoedtaken ex artikel 1:253a BW, met bijlagen;
- de op 12 november 2024 ontvangen brief van mr. Planthof met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Planthof van 9 januari 2025, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Planthof van 21 januari 2025, met bijlagen;
- de op 12 februari 2025 ontvangen briefrapportage van de GI;
- het F9-formulier van mr. Planthof van 13 februari 2025, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 19 februari 2025. Bij die gelegenheid is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens waren aanwezig de man, een vertegenwoordigster van de GI en een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.5
Partijen zijn in het ouderschapsplan dat zij op respectievelijk 7 juli 2022 en 22 juli 2022 hebben ondertekend een zorgregeling overeengekomen, inhoudende dat [minderjarige] een weekend per veertien dagen bij de man zal zijn van vrijdagmiddag uit school tot maandagmorgen voor school. Daarnaast zal [minderjarige] van woensdagmiddag 14.00 uur (uit school) tot donderdagmorgen 08.15 uur naar school bij de man zijn. Bij beschikking van 30 mei 2024 van deze rechtbank is het ouderschapsplan bekrachtigd en is bepaald dat dit deel uitmaakt van de beschikking. Voorts is bepaald dat er er in aanvulling op de zorgregeling zoals opgenomen in het voornoemde ouderschapsplan een evenredige verdeling van vakanties, feestdagen en studiedagen zal gelden conform het voorstel van de man en gevoegd als bijlage 1 van het verweerschrift.
Als aanvulling en in afwijking hierop geldt dat:
- de meivakantie bij helfte tussen partijen wordt verdeeld, waarbij [minderjarige] in de week van de verjaardag van de man bij haar vader verblijft;
- de studiedagen bij helfte tussen partijen worden verdeeld, waarbij in de even jaren de eerste keuze aan de vrouw is om aan te geven welke studiedagen zij wenst en in de oneven jaren is dit aan de man om als eerste zijn keuze aan te geven;
Tot slot is bepaald dat beide partijen over en weer twee tot vier setjes kleding aan [minderjarige] meegeven als zij naar de andere ouder gaat.
2.6
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 15 december 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 15 september 2024. Deze maatregel is vervolgens bij beschikking van 11 september 2024 verlengd tot 15 september 2025.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • Primair te bepalen dat de vakanties, feestdagen, studiedagen en studiemiddagen van het schooljaar 2024-2025 worden verdeeld op de wijze zoals beschreven in naar de rechtbank begrijpt bijlage 18;
  • Subsidiair te bepalen dat de vakanties, feestdagen, studiedagen en studiemiddagen van het schooljaar 2024-2025 worden verdeeld op de wijze zoals beschreven in naar de rechtbank begrijpt bijlage 18, met als uitzondering daarop dat [minderjarige] van 31 mei 2025 9:00 uur tot 2 juni 2025 bij vader verblijft, waarbij vader [minderjarige] op 2 juni 2025 naar school brengt, en [minderjarige] van 7 juni 2025 9:00 uur tot 9 juni 2025 9:00 uur bij moeder verblijft, dan wel een zodanige verdeling vast te stellen als de rechtbank in goede justitie juist acht.

4.De beoordeling

4.1
Op grond vanartikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.2
Zoals uit de hiervoor weergegeven feiten onder 2.5 volgt is er tussen de ouders een gedetailleerde zorgregeling vastgesteld bij beschikking van 30 mei 2024. Het thans door de moeder voorgelegde verzoek strekt er toe om de door haar ter uitvoering van de door de rechtbank bepaalde zorgregeling opgestelde concrete invulling van die zorgregeling over de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2025 vast te doen stellen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen desgevraagd bevestigd dat er tussen hen drie concrete geschilpunten bestaan. De rechtbank zal een oordeel geven over deze drie punten.
4.3
De geschilpunten betreffen 28 februari 2025, 31 mei 2025 en 4 juli 2025. Beide partijen hebben aangegeven dat zij vinden dat [minderjarige] op de eerstvolgende studiedag, te weten op vrijdag 28 februari 2025, bij hem/haar dient te verblijven. Daarnaast wil de man graag dat [minderjarige] op zaterdag 31 mei 2025 vanaf 9:00 uur tot zondag 1 juni 2025 12:00 uur bij hem verblijft, zodat [minderjarige] mee kan naar [plaats] om de tachtigjarige verjaardag van haar opa vaderszijde met familie te vieren. De vrouw kan zich daar primair niet in vinden en wil subsidiair dat de verloren tijd, nu deze verjaardag valt in het weekend dat [minderjarige] bij haar verblijft, wordt gecompenseerd, en wel met het Pinksterweekend van zaterdag 7 juni 2025 tot en met maandag 9 juni 2025. De man is in principe akkoord met het compenseren van de tijd, maar niet in een feestweekend. Verder blijven partijen verdeeld over de vraag bij wie [minderjarige] op vrijdag 4 juli 2025 dient te verblijven. Op deze laatste dag voor de officiële start van de zomervakantie is [minderjarige] vrij. Beide partijen vinden dat [minderjarige] op die dag bij hen dient te verblijven.
4.4
De visies van beide partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid besproken. Uiteindelijk hebben partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de dagen 31 mei 2025 en 4 juli 2025. Wat betreft 28 februari 2025 heeft de rechtbank een beslissing genomen. Partijen zijn overeengekomen dat [minderjarige] op zaterdag 31 mei 2025 om 9:00 uur door de man bij de vrouw wordt opgehaald, zodat zij bij de tachtigste verjaardag van haar opa vaderszijde aanwezig kan zijn. De man zorgt ervoor dat [minderjarige] op zondag 1 juni 2025 om 12:00 uur weer bij de vrouw thuis is. In ruil daarvoor zal [minderjarige] op zaterdag 21 juni 2025 om 9:00 uur door de vrouw bij de man worden opgehaald, en op zondag 22 juni 2025 om 12:00 uur door de vrouw bij de man worden teruggebracht. Partijen spreken daarbij af dat er bij speciale aangelegenheden zoals bijzondere verjaardagen van grootouders in de toekomst steeds een wisseling in de overeengekomen zorgregeling bespreekbaar is, en dat een wisseling telkens wordt gecompenseerd. Voorts hebben partijen afgesproken dat [minderjarige] elk jaar op de laatste vrije vrijdag voorafgaand aan de officiële start van de zomervakantie bij de ouder zal verblijven bij wie zij het daaropvolgende weekend ook verblijft. Dat betekent dat [minderjarige] dit jaar op 4 juli 2025 bij de man zal zijn.
De rechtbank heeft ten aanzien van 28 februari 2025 beslist dat [minderjarige] op die dag bij de man zal zijn. Daarbij is overwogen dat volgens de geldende zorgregeling de studiedagen bij helfte worden verdeeld. Voor het bepalen van de studiedagen gaat de rechtbank uit van de informatie die bij partijen bekend was in de zomer van 2024, het moment dat beide ouders (en de GI) in overleg gingen over de concrete invulling van de zorgregeling voor het schooljaar 2024/2025. Nu [geboortedag] 2025 (de verjaardag van [minderjarige] waarop zij volgens de afspraken bij de moeder verblijft) samenvalt met een studiedag acht de rechtbank het redelijk dat deze dag als studiedag wordt aangemerkt nu [minderjarige] , juist vanwege het aanmerken als studiedag, deze dag grotendeels bij de moeder doorbrengt. Omdat [geboortedag] 2025 als studiedag bij de moeder telt, betekent dit dat 28 februari 2025 wordt aangemerkt als studiedag bij de vader. Op deze wijze heeft iedere ouder 3 hele studiedagen en 2 halve studiedagen.
4.5
De rechtbank zal het vorenstaande vastleggen in onderstaande beslissing. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat het betreurenswaardig is dat partijen voor deze paar dagen een procedure hebben gevoerd, temeer nu het voeren van juridische procedures de reeds verstoorde onderlinge verhouding van partijen enkel verhardt en de spanningen tussen hen doet toenemen, hetgeen niet in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat partijen voortaan het belang van [minderjarige] voorop zullen stellen en zij er in het vervolg, met de ondersteuning van de bij hen betrokken jeugdbeschermer, in zullen slagen om, zoveel mogelijk in lijn met de reeds vastgelegde zorgregeling en de in deze beschikking gemaakte aanvullende afspraken, samen tot oplossingen te komen. Dat vergt een andere manier van omgaan met elkaar en een andere vorm van communicatie, waarbij geven en nemen centraal zullen moeten gaan staan. Ook verwacht de rechtbank van beide partijen dat zij voortaan de leidende rol van de betrokken jeugdbeschermer zullen accepteren en zich in het belang van [minderjarige] bij een beslissing van haar neer zullen leggen, nu de jeugdbeschermer juist betrokken is om de belangen van [minderjarige] te behartigen.
4.6
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
bepaalt dat [minderjarige] op 28 februari 2025, 31 mei 2025 en 4 juli 2025 bij de man verblijft, een en ander zoals overwogen in rechtsoverweging 4.4;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025 door mr. Dijkman, rechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 27 februari 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.