ECLI:NL:RBZWB:2025:119

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
11032775 \ OV VERZ 24-1869 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van executeur en schorsing van bewindvoerder in erfrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een verzoek ingediend tot ontslag van [verweerder] als executeur en schorsing als bewindvoerder van de nalatenschap van hun overleden vader, die op 30 november 2023 is overleden. De verzoekers stellen dat [verweerder] niet in het belang van alle erfgenamen handelt, omdat zij de nalatenschap niet gezamenlijk afhandelt en geen informatie verstrekt over de afwikkeling. Het testament van de vader, gedateerd 27 mei 2019, geeft [verweerder] echter verregaande bevoegdheden, waaronder het recht om goederen te verkopen zonder toestemming van de erfgenamen. De kantonrechter oordeelt dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag of schorsing, aangezien [verweerder] binnen de grenzen van het testament handelt en de verzoekers onvoldoende feiten hebben aangedragen om hun wantrouwen te onderbouwen. De verzoeken worden afgewezen en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 11032775 \ OV VERZ 24-1869
Beschikking van 9 januari 2025
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[verzoeker 2],
wonende te [plaats 2] ,
verzoekende partijen,
hierna samen te noemen: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
procederend in persoon,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaats 1] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. S.J. Nijssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen op 3 april 2024, met bijlages,
- het verweerschrift, ontvangen op 28 mei 2024,
- de brief van de griffier van 19 juli 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van [verzoeker 1] van 30 september 2024, met aanvullende bijlages,
- de brief van mr. Nijssen van 3 oktober 2024, met producties 1 t/m 5,
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De zaak is vervolgens aangehouden. Partijen hebben aanvullende producties overgelegd en partijen hebben de kantonrechter verzocht een beschikking te geven.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verweerder] zijn de kinderen van [de vader] (hierna te noemen: vader). Vader is overleden op 30 november 2023. [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verweerder] zijn de erfgenamen van de nalatenschap van vader.
2.2.
Bij testament van 27 mei 2019 heeft vader [verweerder] benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder. [verweerder] heeft de benoemingen aanvaard. In het testament is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
EXECUTEUR
(…)
5.Beschikkingsbevoegdheid
De erfgenamen kunnen niet zonder medewerking van de executeur of machtiging van de kantonrechter, over die goederen of hun aandeel daarin beschikken, voordat haar bevoegdheid tot beheer is geëindigd.
6.Te gelde maken goederen
De executeur is bevoegd de door haar beheerde goederen te gelde te maken, niet enkel voor zover dit nodig is voor de tot haar taak behorende voldoening van schulden der nalatenschap. De executeur treedt omtrent de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking niet in overleg met de erfgenamen. De executeur behoeft voor de tegeldemaking van een goed niet de toestemming van de erfgenamen.
(…)
AFWIKKELINGSBEWINDVOERDER
Het is de bedoeling dat mijn nalatenschap op soepele wijze kan worden afgewikkeld. Ik stel daartoe een (afwikkelings)bewind in over de erfdelen van de erfgenamen.
(…)
Strekking bewind
4. Het bewind is ingesteld in het belang van mijn erfgenamen, omdat met het bewind een soepele afwikkeling van de nalatenschap kan worden bereikt.
Bevoegdheden en verplichtingen bewindvoerder
9. De bewindvoerder is bevoegd tot alle handelingen met betrekking tot het onder bewind gesteld vermogen, waaronder uitdrukkelijk begrepen het verkopen en leveren van (register) goederen, (…), zonder dat daartoe enig overleg met de erfgenamen, de medewerking of toestemming van de erfgenamen is vereist noch een rechterlijke goedkeuring is vereist. (…) De bewindvoerder dient omtrent de verdeling van mijn nalatenschap zoveel mogelijk in overleg te treden met de erfgenamen. Indien de erfgenamen gezamenlijk niet tot verdeling van een of meer goederen van de nalatenschap kunnen geraken of de erfgenamen niet of bezwaarlijk bereikbaar zijn, dan heeft de bewindvoerder de bevoegdheid de verdeling van die goederen zelf vast te stellen. Het is het uitsluitend oordeel van de bewindvoerder om te bepalen of er sprake is van een situatie dat de erfgenamen niet gezamenlijk tot verdeling kunnen geraken niet of slecht bereikbaar zijn. De bewindvoerder behoeft op geen enkele wijze goedkeuring of toestemming van de rechthebbende voor de uitoefening van haar taak. (…).
Rekening en verantwoording
12. De bewindvoerder legt aan het einde van haar bewind rekening en verantwoording af aan de erfgenamen. (…) De bewindvoerder is gedurende de afwikkeling van de nalatenschap slechts gehouden tot een beperkte informatieverstrekking en wel hooguit tweemaal per jaar. (…).
(…)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken – samengevat – dat [verweerder] wordt ontslagen als executeur en dat zij wordt geschorst als bewindvoerder.
3.2.
Aan het verzoek hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] het volgende ten grondslag gelegd. Er zijn gewichtige redenen om [verweerder] te ontslaan als executeur en te schorsen als bewindvoerder. [verweerder] handelt niet in het belang van alle erfgenamen, doordat zij de nalatenschap niet gezamenlijk afhandelt en goederen uit de nalatenschap te koop aanbiedt. Verder verstrekt [verweerder] geen informatie waar [verzoeker 1] en [verzoeker 2] om hebben verzocht, zoals een boedelbeschrijving, banksaldi, meterstanden en de taxatiewaarde van het huis. [verweerder] neemt beslissingen zonder daarbij [verzoeker 1] en [verzoeker 2] te informeren of te betrekken. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben geen vertrouwen meer in [verweerder] als executeur en bewindvoerder.
3.3.
[verweerder] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe – kort gezegd – het volgende aan. [verweerder] is juist als executeur en bewindvoerder benoemd voor een soepele afwikkeling van de nalatenschap. Zij is bevoegd de goederen te gelde te maken en is bevoegd tot alle handelingen met betrekking tot het onder bewind gesteld vermogen. [verweerder] betwist dat zij de toestemming of goedkeuring van [verzoeker 1] of [verzoeker 2] nodig heeft om goederen uit de nalatenschap te verkopen of te verdelen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of sprake is van gewichtige redenen die kunnen leiden tot het ontslag van [verweerder] als executeur en tot een schorsing als bewindvoerder. De kantonrechter oordeelt dat daar geen sprake van is en zal dat hieronder toelichten.
4.2.
Een executeur of bewindvoerder kan worden ontslagen door de kantonrechter. Als om ontslag wordt verzocht door een erfgenaam, zoals in deze zaak, moet sprake zijn van gewichtige redenen [1] . Van gewichtige redenen kan sprake zijn, als de executeur of bewindvoerder in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van diens wettelijke of testamentaire verplichtingen.
4.3.
Op grond van het testament heeft [verweerder] verregaande bevoegdheden bij de afwikkeling van de nalatenschap. Zo mag zij als executeur de goederen van de nalatenschap verkopen, ook als dat niet nodig is voor het voldoen van schulden van de nalatenschap. In het testament is uitdrukkelijk opgenomen dat [verweerder] daarvoor geen toestemming van de erfgenamen, in dit geval [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , nodig heeft. De omstandigheid dat [verweerder] tot verkoop van een deel van de nalatenschap is overgegaan, kan daarom geen gewichtige reden vormen voor ontslag. Dat zou mogelijk anders kunnen zijn wanneer zij met opzet goederen zou hebben verkocht waarvan zij redelijkerwijs had kunnen weten dat daaraan grote emotionele waarde voor [verzoeker 1] en/of [verzoeker 2] werd gehecht of wanneer zij die goederen bewust voor een (objectief) veel te lage prijs zou hebben verkocht, maar dat dit aan de orde is, is niet gesteld of gebleken.
4.4.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben verder aangevoerd dat [verweerder] hen niet of onvoldoende heeft geïnformeerd en dat zij onvoldoende bij de afwikkeling van de nalatenschap worden betrokken. Hoewel invoelbaar is dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] graag gedetailleerd op de hoogte willen worden gehouden met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap geldt dat [verweerder] op grond van het testament slechts gehouden is om tweemaal per jaar
beperktinformatie aan hen te verstrekken. Niet is gesteld of gebleken dat [verweerder] niet aan deze verplichting heeft voldaan.
4.5.
Hoewel vader in het testament heeft laten opnemen dat [verweerder] voor de verdeling van de nalatenschap zoveel mogelijk in overleg dient te treden met de erfgenamen, heeft hij ook laten opnemen dat [verweerder] bij onenigheid over de verdeling die verdeling zelf vast mag stellen. Uit de overgelegde stukken volgt dat partijen hebben geprobeerd om tot een gezamenlijke verdeling te komen. Daarmee heeft [verweerder] naar oordeel van de kantonrechter voldaan aan haar testamentaire verplichtingen om in overleg te treden met [verzoeker 1] en [verzoeker 2] .
4.6.
Daar komt bij dat na de mondelinge behandeling de zaak is aangehouden om te bekijken of partijen alsnog in overleg tot een verdeling konden komen. Uit de daarna nog ingediende stukken blijkt dat partijen het niet eens zijn geworden over een verdeling. Voor zover [verweerder] nog niet had voldaan aan haar testamentaire verplichting, dan heeft zij na de mondelinge behandeling daar alsnog aan voldaan.
4.7.
Het voornoemde houdt in dat [verweerder] , op grond van het testament, zelf een verdeling mag vaststellen, zonder daarbij goedkeuring of toestemming nodig te hebben van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Onder de gegeven omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat het verdelen van de nalatenschap, zonder nader overleg met [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , geen gewichtige reden voor ontslag of schorsing oplevert.
4.8.
Uit jurisprudentie blijkt dat ook een ernstig gebrek aan vertrouwen in de executeur dat niet aanstonds weggenomen kan worden, een gewichtige reden voor ontslag van de executeur kan opleveren. Dit wantrouwen moet wel ernstig, gemeend en op feiten zijn gebaseerd.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben gesteld geen vertrouwen meer hebben in [verweerder] als executeur en bewindvoerder. Hoewel de kantonrechter invoelbaar acht dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] teleurgesteld zijn in het feit dat [verweerder] hen, naar hun gevoel, niet of te weinig bij de afwikkeling van de nalatenschap betrekt, heeft te gelden dat vader [verweerder] nu eenmaal verregaande bevoegdheden heeft gegeven om de nalatenschap af te wikkelen, kennelijk in de hoop om zijn nalatenschap zo soepel mogelijk af te laten wikkelen. Niet, althans onvoldoende, is gebleken dat [verweerder] niet in lijn met het testament heeft gehandeld. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben onvoldoende feiten aangevoerd om het door hen gestelde gebrek aan vertrouwen als een gewichtige reden aan te merken voor het ontslag van [verweerder] als executeur.
4.9.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is niet gebleken dat sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van [verweerder] als executeur en de schorsing als bewindvoerder rechtvaardigen. De verzoeken van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] worden daarom afgewezen.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025.

Voetnoten

1.Artikelen 4:149 lid 2 en 4:164 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).