ECLI:NL:RBZWB:2025:1230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/02/431230 / FA RK 25-415
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1987, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de procedure gestart na ontvangst van het verzoekschrift op 28 januari 2025. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals een verpleegkundig specialist en een casemanager van de betrokken ggz-instelling. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en ADHD, en dat zijn gedrag een aanzienlijk risico op ernstig nadeel met zich meebrengt, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. Ondanks dat betrokkene aangeeft goed te functioneren en zijn medicatie consequent te gebruiken, is de rechtbank van oordeel dat verplichte zorg noodzakelijk is om te voorkomen dat betrokkene opnieuw ontregeld raakt. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, maar voor een beperkte duur van zes maanden, om te evalueren of betrokkene in staat is om vrijwillig mee te werken aan de noodzakelijke zorg.

De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie voor bepaalde zorgvormen afgewezen, omdat de noodzaak daarvoor niet is gebleken. De rechtbank benadrukt dat betrokkene moet laten zien dat hij betrouwbaar is in het nakomen van afspraken met zijn behandelaars. De zorgmachtiging is geldig tot en met 11 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/431230 / FA RK 25-415
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M.M. Heesmans te Roosendaal.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , verpleegkundig specialist ( [ggz-instelling 1] );
  • mevrouw [naam 2] , casemanager ( [ggz-instelling 1] ).
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 21 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),voor de duur van twaalf maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat hij goed functioneert. Ook gebruikt hij consequent de hem voorgeschreven medicatie. Daarom is naar zijn mening een zorgmachtiging overbodig. Betrokkene wil verder op basis van vertrouwen in plaats van in een gedwongen kader. Hij vindt het niet nodig om meer inzicht te geven in wat er in hem omgaat.
4.2.
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrumstoornis en ADHD. Verder is er sprake van middelengebruik gemiddeld één maal per week. Hoewel dit hem energie en rust geeft wil betrokkene daar eigenlijk mee stoppen, omdat drugs niet goed zijn voor zijn lichaam. Betrokkene zelf geeft, ondanks zijn psychotische kwetsbaarheid, blijk van zeer beperkt ziekte-inzicht. Hij laat blijken dat hij alleen aan zichzelf wil werken op basis van vertrouwen, hij wil het liefst geen bemoeienis vanuit [ggz-instelling 1] en ook geen verplichte zorg. Het lijkt op dit moment minder goed te gaan met betrokkene. Gezien wordt dat hij steeds vaker probeert om zorgafspraken af te zeggen of daar op andere wijze onderuit te komen. Daarom kan niet goed meer worden gecontroleerd of hij de hem voorgeschreven medicatie daadwerkelijk consequent inneemt. Ook geeft betrokkene in gesprek geen of althans te weinig openheid over zijn huidige toestand, wat maakt dat de behandelaar daar onvoldoende zicht op heeft.
Verplichte zorg, bedoeld om ervoor te zorgen dat betrokkene de hem voorgeschreven medicatie consequent blijft gebruiken, waaronder de mogelijkheid van een klinische opname, acht zij om die reden noodzakelijk, ter voorkoming dat betrokkene opnieuw ontregeld raakt. De kans op ontregeling is sowieso al groter vanwege de ADHD medicatie die betrokkene gebruikt. Gebleken is dat zodra betrokkene decompenseert hij gedrag gaat c.q. kan gaan vertonen, waarmee hij zijn psychische en fysieke gezondheid in gevaar brengt, het risico ontstaat op maatschappelijke teloorgang en suïcide en hij door zijn gedrag agressie kan oproepen van anderen en hij ook een gevaar voor de algemene veiligheid kan opleveren. Hoewel zij dus het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ondersteunt moet zij het antwoord schuldig blijven op de vraag waarom die voor een periode van twaalf maanden en niet voor de duur van zes maanden is gevraagd, gelet op wat hierover is opgenomen in de huidige machtiging.
4.3.
De casemanager sluit zich aan bij hetgeen door de verpleegkundig specialist naar voren is gebracht. Zij kan daarom eveneens achter het verzoek en de daarin genoemde zorgvormen staan. Met dien verstande dat zij geen noodzaak ziet voor het verplicht toedienen van vocht en voeding en voor het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat zij al langere tijd bekend is met haar cliënt en met zijn ziekteverloop. Zij betreurt dat opnieuw is verzocht om een zorgmachtiging te verlenen. Dit omdat de rechtbank in haar laatste beschikking de zorgmachtiging voor beperktere duur, te weten zes maanden heeft verleend, daarbij rekening houdend met de overdracht van [ggz-instelling 2] naar [ggz-instelling 1] om het verloop en resultaat daarvan tussentijds te kunnen toetsen. Sindsdien heeft betrokkene laten zien dat hij voldoende zelfstandig kan functioneren. Er zijn immers geen noemenswaardige problemen of incidenten rondom betrokkene geweest. Ook heeft de noodzaak om tot een klinische opname over te gaan zich niet voorgedaan. Betrokkene geeft bovendien aan dat hij de hem voorgeschreven medicatie nog steeds consequent gebruikt. Een zorgmachtiging geldt als uiterste redmiddel, terwijl uit het verloop en resultaat tot dusver blijkt van een minder bezwarend alternatief, te weten het vrijwillig (blijven) meewerken door betrokkene aan de door zijn behandelaars noodzakelijk geachte zorg. Betrokkene wil bovendien volledig zelfstandig grip op zijn situatie kunnen houden. Namens betrokkene stelt zij zich daarom primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Bij wijze van subsidiair standpunt verzoekt zij de zorgmachtiging in duur te beperken en ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘opnemen in een accommodatie’ als verplichte zorgvormen af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de medische verklaring gediagnosticeerd als schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
5.3.
Tevens is naar het oordeel van de rechtbank uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat door de stoornis veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene nog steeds zorg nodig.
5.5.
Gebleken is dat er gedurende de afgelopen zes maanden geen noemenswaardige incidenten zijn geweest en dat van de mogelijkheid om tot verplichte klinische opname over te gaan, geen gebruik is gemaakt. Daar staat tegenover dat de behandelaars duidelijk hebben gemaakt dat zij er op dit moment niet volledig op kunnen vertrouwen dat aan de zorg, die noodzakelijk is ter afwending van het hiervóór beschreven ernstig nadeel, door betrokkene consequent meegewerkt zal (blijven) worden en dat zorgafspraken nagekomen zullen worden in een vrijwillig kader. Ook is het volgens hen nog steeds noodzakelijk dat over de mogelijkheid van een verplichte klinische opname wordt beschikt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom verplichte zorg ook op dit moment nog nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek van de officier van justitie zal worden afgewezen voor zover dat ziet op de overige verzochte verplichte zorgvormen, nu de noodzaak daarvoor niet is gebleken.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen, zij het voor beperktere duur, te weten zes maanden, dit om op dat moment te bezien of er mogelijkheden zijn tot voortzetting van de noodzakelijke zorg in een vrijwillig kader. Het is aan betrokkene om te laten zien dat hij betrouwbaar is in het duurzaam nakomen van de benodigde afspraken die betrekking hebben op de noodzakelijke zorg. Daarbij is van belang dat betrokkene zich richting zijn behandelaars opener opstelt dan op dit moment het geval is.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene] ,geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 augustus 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025 door mr. Phillips, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 14 februari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.