Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundige;
- de zoon van cliënt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1944. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 23 januari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling met gesloten deuren op de datum van uitspraak. Tijdens deze behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de echtgenoot van de cliënt, een specialist ouderengeneeskunde, een verpleegkundige en de zoon van de cliënt.
De cliënt heeft aangegeven niet in te stemmen met de opname en het verblijf in de zorgaccommodatie, omdat zij zich beperkt voelt in haar vrijheid. De specialist ouderengeneeskunde heeft echter vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een cognitieve stoornis, met een diagnose die kan wijzen op de ziekte van Alzheimer of het syndroom van Korsakov. Dit heeft geleid tot een progressief ziektebeeld, waardoor de zorgbehoefte van de cliënt is toegenomen en intensieve zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgplek niet langer geschikt is en dat er een noodzaak is voor een rechterlijke machtiging.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, zoals psychische schade en verwaarlozing. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 11 augustus 2025. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.