Op 14 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2023. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], voor de duur van twaalf maanden. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie door huiselijk geweld en instabiliteit in de relatie tussen de ouders. De moeder heeft een verleden van emotionele problemen en de vader heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. Tijdens de zitting op 14 februari 2025, waar de moeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren, maar de vader niet, is de situatie van [minderjarige] besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om een veilige en stabiele omgeving voor [minderjarige] te bieden, ondanks hun medewerking aan hulpverlening. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is ingesteld met ingang van 14 februari 2025 tot 14 februari 2026, met als doel de ouders te ondersteunen in het verbeteren van hun opvoedingscapaciteiten en het creëren van een veilige omgeving voor [minderjarige].