Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De verzoeken
- De eerste drie weken: twee dagdelen per week;
- De daaropvolgende drie weken: vier dagdelen per week;
- De daaropvolgende drie weken: twee overnachtingen per week;
- Daaropvolgend: vier overnachtingen per week.
4.De standpunten
De Raad erkent dat de in het onderzoek betrokken professionele partijen de situatie tussen de ouders anders inschatten. De Raad geeft desgevraagd aan dat het klopt dat het bij de moeder betrokken GIA-team en de jeugdverpleegkundige van de GGD de situatie tussen de ouders en dan met name het geweld van de vader naar de moeder veel ernstiger inschatten dan Veilig Thuis. De Raad heeft uiteindelijk na verschillende conceptfases de visie van het GIA en de jeugdarts in het rapport opgenomen, maar daar geen gevolgen aan verbonden. De Raad kan niet aan waarheidsvinding doen. De verschillende visies kunnen wat de Raad betreft naast elkaar bestaan. Op de vraag of de Raad er aan gedacht heeft om nog conform het advies van de voormalig casusregisseur de MASIC toe te passen om het voormalig partnergeweld tussen de ouders te duiden, geeft de vertegenwoordigster van de Raad geeft aan dat zij niet weet of de Raad dat kan. Het is in ieder geval niet gebeurd.
5.De beoordeling
- Onderzoek te doen naar de vraag of en zo ja, door wie de MASIC kan worden uitgevoerd, en waar mogelijk dit instrument al af (te laten) nemen bij de ouders;
- Een start te maken met het verkrijgen van zicht op de situatie van de moeder;
- Te bezien of uitvoering kan worden gegeven aan de door de moeder verzochte contactregeling en een plan van aanpak op te stellen hoe dit kan worden gerealiseerd.
6.De beslissing
tot de mondelinge behandeling van [datum] 2025 te [tijd] uur(op welke mondelinge behandeling ook de zaak met zaaknummer C/02/426781 / FA RK 24-4355 nader zal worden behandeld) voor de duur van ongeveer 90 minuten ten overstaan van de rechter mr. Hendriks, welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg;
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.