ECLI:NL:RBZWB:2025:1256
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beslissing RC
- Rechtspraak.nl
Beslissing op hoger beroep tegen beschikking van de rechter-commissaris inzake bewaring van verdachte
Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De zaak betreft de bewaring van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De rechter-commissaris had op 30 januari 2025 een bevel tot bewaring verleend, maar deze was op 7 februari 2025 opgeheven. De officier van justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In de raadkamer van 25 februari 2025 zijn de officier van justitie en de raadsman gehoord. De officier van justitie verzocht om vernietiging van de beschikking van de rechter-commissaris, terwijl de raadsman verzocht om de beschikking in stand te laten. De rechtbank heeft de stukken bekeken en geconcludeerd dat de rechter-commissaris bij zijn beslissing het anticipatiegebod ex artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering niet correct heeft toegepast. De rechtbank oordeelde dat er geen situatie was die het opheffen van de bewaring rechtvaardigde, en verklaarde het hoger beroep gegrond. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis van de verdachte herleefde. De rechtbank verklaarde de verdediging niet-ontvankelijk in het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, omdat dergelijke verzoeken in de fase van inbewaringstelling bij de rechter-commissaris moeten worden ingediend.