ECLI:NL:RBZWB:2025:1257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
02-357574-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en mishandeling van echtgenote met kinderen in de woning

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn echtgenote. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 februari 2025. De verdachte heeft op 8 november 2024 zijn vrouw mishandeld in hun gezamenlijke woning, terwijl hun kinderen ook aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vrouw met geschoeide voet heeft geschopt en met een houten lat en een slipper heeft geslagen. Echter, de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft gecreëerd, waardoor hij werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 900 euro aan de benadeelde partij, de echtgenote van de verdachte, toegewezen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-357574-24
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1984 te [plaats 1] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. A.M.J. Joris, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling dan wel aan mishandeling van zijn vrouw.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat op 8 november 2024 een incident heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn echtgenote [slachtoffer] , in hun woning aan de [adres] . Bij dit incident heeft [slachtoffer] blauwe plekken en zwellingen verspreid over haar hele lichaam opgelopen. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
Wat is er gebeurd?
Verdachte en [slachtoffer] hebben beiden verklaard dat verdachte die dag boos is geworden op zijn vrouw en dat hij tegen haar lichaam heeft geschopt en getrapt met zijn schoenen aan en tegen haar lichaam heeft geslagen met een slipper. Over deze ten laste gelegde handelingen bestaat geen discussie. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte haar heeft geslagen met een houten lat. Verdachte heeft dit ter terechtzitting niet ontkend en verklaard dat hij zijn vrouw misschien toen ook wel met de lat heeft geslagen. Gelet op deze verklaring en de aangifte die de dochter van verdachte namens haar moeder heeft gedaan, stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn vrouw ook met een houten lat tegen haar lichaam heeft geslagen.
Wat kan niet worden vastgesteld?
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar met een vuist in haar gezicht heeft geslagen. Verdachte heeft dit ontkend. Hoewel het geconstateerde letsel in het gezicht kan passen bij slaan met een vuist, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte zijn vrouw met een vuist heeft geslagen. Verdachte heeft namelijk verklaard zijn vrouw met vlakke hand in het gezicht te hebben geslagen en het letsel zou ook daar bij kunnen passen. Deze gedraging (slaan met vlakke hand in het gezicht) is echter niet ten laste gelegd. Verder heeft verdachte ontkend dat hij zijn vrouw tegen haar hoofd heeft geslagen met de slipper en de houten lat. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte dat heeft gedaan. Ook voor het slaan met een schoenlepel ziet de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier.
Wat is vast komen te staan?
Dit betekent dat vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer] met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt en getrapt en dat hij met een houten lat en een slipper tegen haar lichaam heeft geslagen. Van de overige ten laste gelegde handelingen zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken.
Kwalificatie van het handelen van verdachte
Ondanks dat er sprake is geweest van een lelijke mishandeling kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en hem zal veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 november 2024 te [plaats 2] zijn echtgenote, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] met kracht
- met geschoeide voet tegen het lichaam te schoppen en trappen en
- met een houten lat en een slipper tegen het lichaam te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 149 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden en een contactverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ten aanzien van de vrouw en de kinderen van verdachte op te leggen voor de duur van vijf jaren. Iedere overtreding van de maatregel dient te leiden tot twee weken hechtenis met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte is boos geworden op [slachtoffer] en is op haar losgegaan. Hij heeft zijn vrouw lelijk mishandeld door haar te schoppen en te trappen en met een houten lat en een slipper te slaan. Dit alles heeft plaatsgevonden in de gezamenlijke woning, bij uitstek een plek waar [slachtoffer] zich veilig zou moeten kunnen voelen. Bijzonder kwalijk is het dat dit huiselijk geweld heeft plaatsgevonden terwijl de kinderen van verdachte en [slachtoffer] ook in de woning waren. Verdachte heeft, buiten het bewezen verklaarde om, ook verklaard dat hij zijn vrouw in haar gezicht heeft geslagen met een vlakke hand. Duidelijk is dat het niet om een kortstondig moment ging, maar om een meer langdurig moment van mishandeling die bestond uit slaan, slaan met voorwerpen en schoppen en trappen. De gevolgen van de mishandeling zijn groot: de vrouw en kinderen van verdachte zijn ondergebracht op een geheime locatie, waar ze hun leven opnieuw vorm moeten geven.
Verdachte is ter terechtzitting wel met de rechtbank in gesprek gegaan over wat hij die bewuste dag heeft gedaan, maar neemt niet de volledige verantwoordelijkheid voor wat er is gebeurd. Dat blijkt onder andere uit zijn verklaring dat [slachtoffer] zichzelf in haar gezicht heeft geslagen en (een gedeelte van) het letsel daarvan het gevolg was. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij die dag de controle kwijtraakte. De rechtbank begrijpt die verklaring zo dat verdachte die dag dacht de controle over zijn leven kwijt te raken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte de controle verloor over zijn handelen. Verdachte wist terwijl hij het deed dat wat hij deed zeer kwalijk was.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank slaat ook acht op het over verdachte opgestelde reclasseringsadvies van 11 februari 2025. Uit dit advies blijkt onder meer dat de echtscheiding is aangevraagd en dat verdachte sinds 8 november 2024 geen contact meer heeft gehad met [slachtoffer] en de kinderen. Verdachte heeft het daar, voor wat betreft zijn kinderen, moeilijk mee.
De rechtbank slaat ook acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Uitgaande van de oriëntatiepunten voor mishandeling met behulp van een slagwapen met lichamelijk letsel als gevolg is een taakstraf van 120 uren het vertrekpunt, waarbij twee uren gelijkgesteld worden aan een dag gevangenisstraf. In strafvermeerderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat het gaat om huiselijk geweld, waarbij de kinderen van verdachte in de woning aanwezig waren. Daarnaast betrekt de rechtbank het lang doorgaan die dag van de mishandeling in de straftoemeting.
Strafmaat
Verdachte heeft 49 dagen in voorarrest doorgebracht. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank acht een forse waarschuwing noodzakelijk gelet op dat wat verdachte gedaan heeft, in de hoop dat dat hem weerhoudt van herhaling in de toekomst. Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 100 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren verbinden. Daarnaast zal zij aan dit gedeelte als bijzondere voorwaarde de meldplicht verbinden. De andere geadviseerde voorwaarden neemt de rechtbank niet over, omdat ter zitting is gebleken dat verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is om daaraan zijn medewerking te verlenen.
Verder zal de rechtbank aan verdachte een contactverbod met zijn vrouw opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr. Dit verbod geldt voor de duur van drie jaren en geldt niet ten aanzien van de kinderen van verdachte, zoals de officier van justitie ter zitting wel heeft gevorderd, omdat het bewezen verklaarde feit niet (direct) op de kinderen ziet. In het geval dat verdachte niet voldoet aan de maatregel, zal hechtenis voor de duur van twee weken worden toegepast. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend jegens zijn vrouw zal gedragen, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit gepleegd heeft. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
[slachtoffer] stelt dat zij als gevolg van de mishandeling immateriële schade heeft geleden, bestaande uit lichamelijke en psychische gevolgen die zij van de mishandeling heeft ondervonden. Deze schade is door de benadeelde partij gesteld op € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdediging heeft de gestelde omvang van de immateriële schade niet betwist. De rechtbank overweegt ambtshalve dat smartengeld een naar billijkheid vast te stellen vergoeding vormt voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk dan wel geestelijk letsel heeft opgelopen. Bij de begroting dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden, waaronder in het bijzonder de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. Daarnaast dient bij de begroting te worden gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
.
De rechtbank verwijst voor de aard en ernst van het letsel naar dat wat hiervoor is overwogen. Met inachtneming van de hiervoor genoemde omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het gevorderde bedrag van € 2.000,00 te hoog is. Zij zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 900,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank wijst de rente toe vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 8 november 2024. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich meldt binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij zijn vaste toezichthouder bij Reclassering Nederland. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Van rechtswege gelden voorts als
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
drie jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1993 te [geboorteplaats];
- beveelt dat hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze hechtenis bedraagt
twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte
tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 900,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 november 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 900,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 november 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 18 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
hij op of omstreeks 8 november 2024 te [plaats 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] (zijn vrouw) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht
- (met geschoeide voet) tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- met de vuist en/of een houten lat en/of een slipper en/of een schoenlepel in het
gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2024 te [plaats 2] zijn echtgenote, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met
kracht
- (met geschoeide voet) tegen het lichaam te schoppen en/of trappen en/of
- met de vuist en/of een houten lat en/of een slipper en/of een schoenlepel in het
gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van
Strafrecht)