ECLI:NL:RBZWB:2025:1264

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/1816
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot het vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor het jaar 2020, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.933. Na bezwaar is de aanslag verlaagd naar € 10.825, maar de belastingrentebeschikking bleef gehandhaafd. Belanghebbende heeft geen kennisgeving gedaan van zijn aanwezigheid op de zitting, ondanks een uitnodiging van de griffier. De rechtbank heeft het beroep op het vertrouwensbeginsel beoordeeld en geconcludeerd dat de aanslag en belastingrentebeschikking niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Belanghebbende kon niet aantonen dat hij op de juistheid van de vooraf ingevulde aangifte mocht vertrouwen, aangezien hij zelf verantwoordelijk is voor de juistheid van de gegevens. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waardoor de uitspraak op bezwaar van de inspecteur in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1816

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 20 december 2023.
1.1.
Voor het jaar 2020 heeft de inspecteur aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.933 (de aanslag). Bij de aanslag heeft de inspecteur € 17 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur is gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar van belanghebbende. De inspecteur heeft de aanslag verlaagd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.825. De belastingrentebeschikking is verlaagd naar € 16.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] deelgenomen.
1.4.
Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand ter zitting verschenen. De griffier heeft op 7 november 2024 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Van de plaatsing van dit bericht is op dezelfde datum een notificatie aan belanghebbende verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Daarom neemt de rechtbank aan dat belanghebbende dit bericht op 7 november 2024 heeft ontvangen. [1] De rechtbank stelt daarmee vast dat belanghebbende correct en op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de aanslag en de belastingrentebeschikking niet tot te hoge bedragen aan belanghebbende heeft opgelegd. In dat kader beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag en de belastingrentebeschikking niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Het vertrouwensbeginsel is niet geschonden.
3.1.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft in het jaar 2020 loon ontvangen van [B.V. 1], [B.V. 2] en [B.V. 3]
4.1.
Op 29 maart 2021 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2020 ingediend. In de aangifte heeft hij € 7.173 opgegeven als belastbaar inkomen uit werk en woning. Dat bedrag is als volgt opgebouwd:
Inhoudingsplichtige
Tijdvak
Loon
Loonheffing
[B.V. 1]
01-01 t/m 31-12
€ 5.452
€ 82
[B.V. 2]
24-08 t/m 31-12
€ 1.721
€ 639
Totaal
€ 7.173
€ 721
4.2.
Met dagtekening 22 mei 2021 is geautomatiseerd en geheel conform de ingediende aangifte een voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 aan belanghebbende opgelegd.
4.3.
De inspecteur heeft met dagtekening 26 november 2021 de definitieve aanslag vastgesteld. In de aanslag is hij afgeweken van de ingediende aangifte. De inspecteur heeft in de aanslag het belastbaar inkomen uit werk en woning, vastgesteld op € 10.933. Dat inkomen is als volgt opgebouwd:
Inhoudingsplichtige
Tijdvak
Loon
Loonheffing
[B.V. 1]
01-01 t/m 31-12
€ 5.452
€ 82
[B.V. 2]
24-08 t/m 31-12
€ 1.721
€ 639
[B.V. 3]
01-01 t/m 30-06
€ 3.642
€ 0
[B.V. 3]
(Ontslagvergoeding)
01-07 t/m 31-07
€ 118
€ 0
Totaal
€ 10.933
€ 721
Bij de aanslag heeft de inspecteur € 17 belastingrente in rekening gebracht.
4.4.
In bezwaar tegen de aanslag heeft belanghebbende een screenschot van een bankapplicatie aan de inspecteur overgelegd waarop een bijgeschreven bedrag van € 10,42 van [B.V. 3] zichtbaar is onder vermelding van de opmerking salaris juli 2020”.
4.5.
De inspecteur is vervolgens deels tegemoet gekomen aan het bezwaar van belanghebbende. De inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar de inkomsten van [B.V. 3] (de ontslagvergoeding) voor de maand juli 2020 vermindert van € 118 naar € 10. Voor het overige heeft de inspecteur de aanslag gehandhaafd. Het inkomen uit werk en woning van belanghebbende voor het jaar 2020 heeft de inspecteur daarmee vastgesteld op € 10.825. Overeenkomstig de vermindering van de aanslag is de belastingrente verminderd met € 1 naar € 16.

Motivering

5. Belanghebbende heeft gesteld dat hij niet begrijpt waar het bij de aanslag terug te betalen bedrag vandaan komt, omdat alle gegevens vooraf in de aangifte waren ingevuld en hij ervan uitging dat de vooraf ingevulde aangifte juist was.
Belastbaar inkomen uit werk en woning
5.1.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende in 2020 naast de inkomsten die hij heeft ontvangen van [B.V. 1] en [B.V. 2], ook loon heeft ontvangen van [B.V. 3] De inspecteur heeft namelijk van [B.V. 3] ontvangen gerenseigneerde loongegevens overgelegd waarop dat loon is vermeld en belanghebbende heeft die loongegevens (buiten de hoogte van het de ontslagvergoeding in de maand juli 2020) niet betwist. De inspecteur heeft dus in beginsel zowel de looninkomsten van [B.V. 3] die zien op de periode 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2020, als de ontslagvergoeding (in de maand juli 2020) terecht tot het belastbaar inkomen van belanghebbende gerekend.
Vertrouwensbeginsel
5.2.
De rechtbank begrijpt het betoog van belanghebbende verder zo dat met de inkomsten ontvangen van [B.V. 3] toch geen rekening in de aanslag mag worden gehouden, omdat die loongegevens niet op zijn online vooraf ingevulde aangifte stonden. Hij mocht er op vertrouwen dat de door de inspecteur vooraf ingevulde aangifte correct was en hij geen aanpassingen op die gegevens hoefde te doen. Ook was hij daardoor terecht in de veronderstelling dat alle verschuldigde belastingen door zijn werkgevers al waren ingehouden, en hij dus geen te betalen belastingbedrag hoefde te voldoen, aldus belanghebbende.
5.3.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel belanghebbende aannemelijk dient te maken dat door de inspecteur toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe de inspecteur in een concreet geval zijn bevoegdheden zou uitoefenen. [2]
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan belanghebbende aan de vooraf ingevulde gegevens in de aangifte niet het vertrouwen ontlenen dat die gegevens correct en volledig waren en dat de aanslag conform die gegevens zou worden opgelegd. Belanghebbende is als belastingplichtige zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens in de aangifte en hij dient – voordat hij de aangifte indient – de gegevens te controleren en indien nodig te wijzigen. Hij mocht er daarom niet zonder meer van uitgaan dat de aanslag conform de vooraf ingevulde aangifte zou worden opgelegd. Omdat belanghebbende in het jaar 2020 loon van [B.V. 3] heeft ontvangen, moet hij zich bij controle van de vooraf ingevulde gegevens op het aangifteformulier er ook bewust van zijn geweest dat deze loongegevens hadden moeten worden opgegeven. Bovendien heeft de inspecteur onbetwist gesteld dat uit een logbestand van 29 maart 2021 (de datum van indiening van de aangifte) blijkt dat de loongegevens van [B.V. 3] wel in de vooraf ingevulde aangifte stonden en belanghebbende deze gegevens kennelijk zelf heeft verwijderd. Belanghebbende kan daarom geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel doen. Dat betekent dat de aanslag niet wordt verminderd.
Belastingrente
5.5.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrentebeschikking. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de belastingrentebeschikking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar van de inspecteur in stand blijft en de aanslag en de belastingrentebeschikking niet verder worden verminderd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Panah, griffier op 5 maart 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Vgl. Hoge Raad 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1069, r.o. 2.3.1.