ECLI:NL:RBZWB:2025:1269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
C/02/420430 / HA ZA 24-140 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak benoemen deskundige in civiele procedure inzake na-isolatie met ThermoFoam

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure over de benoeming van een deskundige in een zaak betreffende na-isolatie met ThermoFoam. De eisers, een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon, hebben de gedaagde, een B.V., aangeklaagd over schade die zou zijn ontstaan door isolatiewerkzaamheden. In het tussenvonnis van 22 januari 2025 is de rechtbank ingegaan op de voorgestelde deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden. Zowel eisers als gedaagden hebben ingestemd met de benoeming van de deskundige, maar gedaagde 1 heeft enkele voorwaarden gesteld met betrekking tot de deskundigheid van de benoemde persoon. De rechtbank heeft de heer ir. [deskundige] benoemd tot deskundige en hem belast met het uitvoeren van onderzoek naar de schade en de oorzaken daarvan. De rechtbank heeft ook de verplichtingen van partijen uiteengezet met betrekking tot het deskundigenonderzoek, waaronder de verplichting om mee te werken en informatie te verstrekken. De hoogte van het voorschot voor de deskundige is vastgesteld op € 8.646,66, en partijen zijn verplicht om dit voorschot tijdig te betalen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak op de parkeerrol zal komen op 1 oktober 2025, en dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat het deskundigenonderzoek is afgerond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/420430 / HA ZA 24-140
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[eiseres],
wonende te [plaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. A. Smeekes te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.J. Booijink te Almelo,
2.
[gedaagde 2] h.o.d.n. [bedrijf],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. L.J. Bergshoeff-Sonneveld te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eisers] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 januari 2025, en de daarin genoemde stukken,
  • de akte uitlating deskundige zijdens [eisers] ,
  • de akte uitlating deskundige zijdens [gedaagde 2] ,
  • het B-16 formulier zijdens [gedaagde 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Het deskundigenonderzoek

2.1.
In voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door de rechtbank voorgestelde deskundige, het voorschot en de aan de deskundige voor te leggen vragen.
2.2.
[eisers] stemt in met de door de rechtbank voorgestelde deskundige en de vraagstelling.
2.3.
[gedaagde 1] stemt eveneens in met de voorgestelde deskundige mits de rechtbank zich ervan vergewist heeft dat de te benoemen deskundige over kennis beschikt ter zake het na-isoleren met ThermoFoam. De heer [deskundige] is door de rechtbank benaderd om als deskundige te worden benoemd. De heer [deskundige] heeft verklaard dat hij bereid en in staat is om als deskundige in de onderhavige zaak op te treden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de heer [deskundige] onvoldoende kennis op het gebied van na-isolatie met ThermoFoam heeft om de vragen goed te kunnen beantwoorden. Verder stelt [gedaagde 1] voor om bij vraag 5 sub a te betrekken of de deskundige kan beoordelen of ThermoFoam geschikt is om een woning zoals die van [eisers] mee na te isoleren. De rechtbank zal vraag 5 sub a dienovereenkomstig aanpassen.
2.4.
Ook [gedaagde 2] stemt in met de voorgestelde deskundige. Wel heeft [gedaagde 2] twee opmerkingen geplaatst ten aanzien van de voorgestelde vraagstelling. Ten aanzien van vraag 5 sub o stelt [gedaagde 2] voor om het woord ‘negatieve’ weg te laten zodat de vraag neutraler geformuleerd is en daarmee recht wordt gedaan aan de mogelijkheid dat de verf zowel een negatief als positief effect kan hebben gehad op de vochtproblematiek. De rechtbank zal vraag 5 sub o aanpassen door het woord ‘negatieve’ te vervangen door ‘positieve en/of negatieve’.
2.5.
Verder wijst [gedaagde 2] er op dat in vraag 5 sub q luidende “Zijn er nog andere omstandigheden die de schade hebben verergerd of hadden kunnen beperken?” onduidelijk is of hiermee ook gedoeld wordt op omstandigheden aan de zijde van [eisers] . [gedaagde 2] stelt daarom voor de volgende aanvullende vraag aan de te benoemen deskundige voor te leggen: “Zijn er maatregelen die [eisers] had kunnen treffen om de schade te beperken? Zo ja, welke? En in welke mate zou dat de schade hebben doen verminderen?” Ook deze vraagstelling zal worden toegevoegd.
2.6.
Ten aanzien van de hoogte van het begrote voorschot hebben partijen geen bezwaar gemaakt. In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden betaald.
2.7.
Op grond van het hiervoor overwogene zal de rechtbank de heer ir. [deskundige] tot deskundige benoemen en deze gelasten onderzoek te doen en daarbij de in het dictum te vermelden vragen te beantwoorden.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de volgende vragen:
Neemt u schade waar aan de bakstenen van de buitengevel(s) in de vorm van het afbrokkelen van gevelstenen? Zo ja, in welke mate en op welke locaties?
Is sprake van vochtverzadiging in de metselstenen aan het buitenspouwblad en in het binnenspouwblad van de gevels? Zo ja, op welke locaties en in welke mate?
Is er sprake van onthechting van de op de gevels aangebrachte verflaag? Zo ja, in welke mate en op welke locaties?
Neemt u schade zoals vocht waar aan de binnenzijde van de woning? Zo ja, in welke mate en op welke locaties?
Wat is de oorzaak van de door u waargenomen schade? Kunt u uw antwoord nader toelichten (onder andere) aan de hand van de volgende vragen:
a) Is deze wijze van isolatie met ThermoFoam geschikt voor na-isolatie van een gevel zoals die van [eisers] die aan het binnenspouwblad opgetrokken is uit gewone bakstenen en aan het buitenspouwblad opgetrokken is uit verblendstenen?
b) Is het gebruikelijk om bij isolatie met dit materiaal de openstootvoegen af te sluiten? Wat is het gevolg van het afsluiten van de openstootvoegen? En kunt u dit toelichten?
c) Kunt u vaststellen of de aanvangsstaat van de woning van invloed is geweest op de door [gedaagde 1] uitgevoerde isolatiewerkzaamheden en zo ja, wat deze invloed is geweest? Kunt u daarbij het standpunt van Lengkeek betrekken dat vóór uitvoering van de isolatiewerkzaamheden al sprake zou zijn geweest van een licht-vochtige rechter zijgevel?
d) Kunt u vaststellen welke verf op de gevel gebruikt is? Acht u dit een geschikte verfsoort voor dit type verblendstenen, indien de spouwmuur is geïsoleerd met ThermoFoam, en kunt u uw oordeel toelichten?
e) Indien u de gebruikte verf niet geschikt acht voor verblendstenen in de buitenspouwmuur, waarvan de spouwmuur is geisoleerd met ThermoFoam, acht u die verf dan wel geschikt voor dit type verblendstenen indien er geen sprake zou zijn geweest van isolatie?
f) Indien u onthechting van de verf constateert, wat is daar dan volgens u de oorzaak van?
g) Hoe beoordeelt u het standpunt van [eisers] dat de gevels bij het aanbrengen van de verf onvoldoende droog (moeten) zijn geweest?
h) Kunt u iets zeggen over de vraag of de gevels te vochtig (vochtpercentage hoger dan 4%) zijn geweest bij het aanbrengen van de verf?
i) Kunt u iets zeggen over mogelijke andere factoren die bij het aanbrengen van de verf van belang zijn geweest zoals de ondergrond- en omgevingstemperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en het dauwpunt zoals genoemd in het door [gedaagde 2] overgelegde kenmerkenblad (productie A zijdens [gedaagde 2] )? Kunt u zeggen of bij het uitvoeren van het schilderwerk aan deze verwerkingscondities is (of moet zijn) voldaan en in hoeverre het niet voldoen aan deze condities onthechting tot gevolg kan hebben?
j) In hoeverre is het mogelijk dat de gevels bij het aanbrengen van de verf voldoende droog waren en dat de verf later is gaan onthechten omdat de muur later vochtiger/te vochtig is geworden? En kan de muur dan vochtiger geworden zijn door vocht van binnenuit als gevolg van het uitgevoerde isolatiewerk of kan de muur later vochtiger zijn geworden als gevolg van het schilderwerk?
k) Is de schade veroorzaakt door de uitgevoerde isolatiewerkzaamheden in 2020? En zo ja, in welke mate? Kunt u uw antwoord toelichten?
l) Is de schade veroorzaakt door de schilderwerkzaamheden in 2021? En zo ja, in welke mate? Kunt u uw antwoord toelichten?
m) Is de schade veroorzaakt door een andere oorzaak? Zo ja, in welke mate? Kunt u uw antwoord toelichten?
n) Is naar uw oordeel sprake van een combinatie van schadeoorzaken? Zo ja, in welke mate heeft welke oorzaak aan de schade bijgedragen en kunt u dat toelichten?
o) Indien u van oordeel bent dat de isolatiewerkzaamheden de (voornaamste) oorzaak is van de ontstane schade, in hoeverre hebben de schilderwerkzaamheden daar nog een verdere (negatieve en/of positieve) invloed op gehad?
p) Zijn er nog andere mogelijke schadeoorzaken aan te wijzen (bijvoorbeeld de diepte van de voegen)? Zo ja, in welke mate heeft dat bijgedragen aan de ontstane schade?
q) Zijn er nog andere omstandigheden die de schade hebben verergerd of hadden kunnen beperken?
r) Zijn er maatregelen die [eisers] had kunnen treffen om de schade te beperken? Zo ja, welke? En in welke mate zou dat de schade hebben doen verminderen?
6. Heeft u nog opmerkingen op de rapportages van partijen?
7. Op welke wijze dienen de door u waargenomen schades te worden hersteld?
8. Kunt u de kosten die gemoeid gaan met dit herstel begroten en specificeren? Kunt u bij uw beantwoording een reactie geven op de inschatting van CMG (productie 5 bij dagvaarding) en de offerte van de Landmeter (productie 9 bij dagvaarding) ?
9. Indien sprake is van een combinatie van schadeoorzaken, kunt u in een percentage uitdrukken in hoeverre welke oorzaak tot de schade heeft geleid?
10. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ir. [deskundige]
[B.V.] ,
[adres] ,
Telefoon: [telefoonnummer]
E-mail: [e-mailadres]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op vast op € 8.646,66 inclusief btw (uurtarief: € 177,00 exclusief btw),
3.5.
bepaalt dat [eisers] het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eisers] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op
www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 1 oktober 2025;
3.15.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers] op een termijn van vier weken,
3.16.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.