ECLI:NL:RBZWB:2025:1271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
02/310398-22, 02/260318-23, 02/188304-24 (gev. ttz) en 02/226492-22 (vordering TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging, opzettelijk ontploffing teweeg brengen en bezit cocaïne

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging, het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juni 2022 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer in Tilburg. Dit geweld bestond uit het trappen, schoppen en slaan van het slachtoffer met knuppels. Daarnaast heeft de verdachte op 7 oktober 2023 een explosie veroorzaakt door een Cobra-vuurwerk af te steken nabij een woning, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Tot slot had de verdachte op 8 maart 2024 7,27 gram cocaïne in zijn bezit. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 102 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke onrust die dergelijke geweldsdelicten veroorzaken en de noodzaak van een stevige reactie vanuit de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/310398-22, 02/260318-23, 02/188304-24 (gev. ttz) en 02/226492-22 (vordering TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2025
in de strafzaken tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Oisterwijk

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. Van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De rechtbank heeft de voeging bevolen van de drie afzonderlijk aangebrachte zaken.
De rechtbank heeft de onderhavige zaak gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen [medeverdachte] , parketnummer 02-082451-23.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02/310398-22
samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
02/260318-23
een ontploffing teweeg heeft gebracht met een Cobra nabij een woning, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
02/188304-24
opzettelijk 7,27 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
- openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] ;
- het teweeg brengen van een ontploffing met een Cobra nabij een woning met gemeen gevaar voor goederen als gevolg;
- het opzettelijk aanwezig hebben van 7,27 gram cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten en voert daartoe het volgende aan:
02/310398-22
Verdachte was enkel aanwezig bij, maar heeft niet deelgenomen aan het gevecht met [slachtoffer] . Het enkel aanwezig zijn bij een openlijke geweldpleging die door anderen wordt gepleegd zonder daaraan een substantiële bijdrage te leveren, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
02/260318-23
Verdachte heeft geen Cobra afgestoken, maar een nitraat. Een nitraat is weliwaar zwaar vuurwerk, maar van een heel ander kaliber dan een Cobra. Het afsteken van een nitraat levert geen gemeen gevaar voor goederen op, zodat een vrijspraak behoort te volgen.
02/188304-24
Er is sprake van een onrechtmatige doorzoeking in het pand, omdat er zonder machtiging is binnengetreden. Het aantreffen van de cocaïne is een gevolg geweest van de onrechtmatige doorzoeking en mag om die reden niet gebruikt worden voor het bewijs. Verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/310398-22
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 9 juni 2022 een aantal personen op de kruising van de Den Haenstraat en de Veestraat te Tilburg [slachtoffer] heeft aangevallen en hem tegen zijn lichaam heeft getrapt/geschopt en geslagen. Hierbij is ook gebruik gemaakt van een knuppel.
De vraag die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden, is of verdachte een bijdrage heeft geleverd aan deze geweldhandelingen en of deze handelingen zodanig zijn geweest dat verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit inderdaad het geval is. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen genoemd onder 4 en 5, in onderlinge samenhang bekeken, concludeert de rechtbank dat de persoon die vanaf de witte auto (de auto van verdachte) richting de Den Haenstraat loopt, dezelfde is als de persoon die zich kort daarna bij de aanvallers voegt en dan meermalen slaande, schoppende en trappende bewegingen maakt richting het slachtoffer. Zij overweegt daartoe dat op beide momenten deze persoon aan hetzelfde, zeer specifieke signalement voldoet, te weten een man met een blauwe broek, zwart t-shirt met korte mouwen en een lichtkleurige opdruk aan de voorzijde ter hoogte van de buik, kort donker haar en een fors postuur.
De door de verdediging opgeworpen mogelijkheid dat sprake zou kunnen zijn geweest van twee verschillende personen die aan dit signalement voldoen, schuift de rechtbank ter zijde. Op de uit verschillende posities opgenomen camerabeelden zijn namelijk op geen enkel moment tegelijk twee personen te zien met het gegeven signalement. Ook is geen sprake van het kruisen van de weg van een andere persoon met dit signalement, zoals verdachte ter zitting als hypothese heeft opgeworpen.
Nu verdachte heeft verklaard zichzelf te herkennen in de persoon die vanaf de witte auto richting de Den Haenstraat loopt, is de rechtbank van oordeel dat hij de persoon is die richting [slachtoffer] heeft geslagen, geschopt en getrapt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
02/260318-23
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 7 oktober 2023 te Tilburg aan de [adres 1] is geweest en aldaar zeer dicht bij de woning (een woonwagen) op [huisnummer] een explosie heeft veroorzaakt door zwaar vuurwerk af te steken.
De vraag die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden, is of het door verdachte afgestoken vuurwerk zodanig krachtig was dat gemeen gevaar voor goederen in de zin van artikel 157 Sr. te duchten was. Zij overweegt daartoe dat zij bewezen acht dat verdachte een Cobra 6 heeft gebruikt en niet een nitraat, zoals hij zelf beweert. Kort na de explosie zijn immers op de plaats waar verdachte het vuurwerk tot ontbranding heeft gebracht, snippers van het etiket van een Cobra 6 gevonden. Op diezelfde plek is een verwrongen blauwe dop aangetroffen die soortgelijk is aan de dop van een Cobra 6. Restanten van ander vuurwerk dan een Cobra 6 zijn niet gevonden. Daarnaast komt de beschrijving van de op beeld zichtbare ontbranding en explosie overeen met de wijze van ontbranding en explosie van een Cobra 6, zoals beschreven door het NFI in de vakbijlage. Hieruit blijkt voorts dat het afsteken van een Cobra 6 brand kan veroorzaken en gevaar voor goederen oplevert die zich nabij een ontploffende Cobra 6 bevinden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
02/188304-24
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onrechtmatige doorzoeking vanwege het ontbreken van een machtiging tot binnentreden van het pand aan de [adres 2] te Waalwijk. Een machtiging tot binnentreden is enkel vereist bij het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner, zo geeft artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden aan. Het gaat in deze zaak niet om het betreden van een woning, maar om het betreden van een loods. Hoewel het onderliggende proces-verbaal op dit punt niet helemaal duidelijk is, volgt uit openbare bronnen dat het pand aan de [adres 2] volgens het bestemmingsplan van 21 september 2023 een industriefunctie heeft. Nu er niet is binnengetreden in een woning en er dus geen machtiging tot binnentreden was vereist, verwerpt de rechtbank het verweer dat sprake is van onrecht-matig verkregen bewijs.
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/310398-22
op 9 juni 2022 te Tilburg met anderen op de openbare weg, de kruising van de Den Haenstraat en de Veestraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het tegen het lichaam van die [slachtoffer] trappen en/of schoppen en (met knuppels) slaan en/of stompen;
02/260318-23
op 7 oktober 2023 te Tilburg nabij een woning gelegen aan de [adres 1] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra aan te steken en die Cobra nabij de betreffende woning te plaatsen, waardoor die Cobra tot ontploffing is gekomen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en in die woning aanwezige goederen te duchten was;
02/188304-24
op 8 maart 2024 te Waalwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad 7,27 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte en verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen bivakmuts.
De officier van justitie vordert tevens dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 10 januari 2023 onder parketnummer 02/226492-22 ten uitvoer zal worden gelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, zo de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde een meldplicht en indien nodig behandeling in een forensisch kader.
De verdediging verzoekt de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen en meer subsidiair de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft met zeven anderen op 9 juni 2022 [slachtoffer] aangevallen. Dit vond plaats volgens vooropgezet plan op klaarlichte dag midden in een woonwijk. De aanvallers kwamen met vier auto’s en twee motorfietsen naar de Den Haenstraat in Tilburg toe, waar ze met [slachtoffer] hadden afgesproken. Dit alles gebeurde op een intimiderende wijze, niet alleen richting [slachtoffer] , maar ook voor de aanwezige omstanders en buurtbewoners, die het geweld hebben kunnen zien. [slachtoffer] werd aangevallen door vier à vijf personen, terwijl de rest de omstanders op afstand hield. [slachtoffer] die zich niet of nauwelijks verweerde, kwam hierbij ten val. Dit maakte niet dat zijn aanvallers, waaronder verdachte, ophielden met slaan en schoppen. Integendeel, hij is zelfs geslagen met een knuppel. Dit alles moet voor [slachtoffer] en de omstanders enorm bedreigend en beangstigend zijn geweest. Ook heeft [slachtoffer] lichamelijk letsel overgehouden aan het op hem toegepaste geweld.
Daarnaast heeft verdachte zwaar illegaal vuurwerk (een Cobra 6) tot ontploffing gebracht vlak naast een woonwagen waarin zich op dat moment de bewoonster bevond. Dit heeft niet alleen enorme schrik voor de betrokken bewoonster veroorzaakt maar, gezien de kracht van de explosie, ook voor de overige bewoners van het woonwagenkamp en andere omwonen-den. Deze actie, ingegeven uit wraak na een melding van geluidsoverlast door de betrokken bewoonster, had ernstige schade aan goederen kunnen veroorzaken Verdachte stak de Cobra naar eigen zeggen af als reactie op klachten over geluidoverlast aan het adres van zijn neef, medebewoner van het woonwagenkamp. Anders dan verdachte ziet de rechtbank deze actie niet als baldadigheid, maar als een gewelddadige vorm van intimidatie. Deze praktijk komt de laatste jaren steeds meer voor en leidt tot maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak is het uitgangspunt bij openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel een taakstraf van 150 uur. De rechtbank is van oordeel dat het gecoördineerde, forse en zeer openlijke geweld in beginsel een hogere straf rechtvaardigt. Ten aanzien van het veroorzaken van een explosie bestaat er geen landelijke standaard. De rechtbank is van oordeel dat voor een zaak als deze in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, zij het dat in dit geval enige matiging op zijn plaats is nu de explosie uiteindelijk geen schade of letsel van betekenis tot gevolg heeft gehad. Volgens de landelijke oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor het aanwezig hebben van minder dan 10 gram cocaïne een geldboete van €750. Gelet op een eerdere veroordeling van verdachte voor een soortgelijk feit, acht de rechtbank een taakstraf meer op zijn plaats.
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de houding van verdachte. Zowel ten aanzien van het openlijk geweld als bij het veroorzaken van de explosie maakt verdachte zijn rol kleiner dan die in werkelijkheid was. Hij bagatelliseert de ernst van zijn gedragingen. Daarnaast geldt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten op het gebied van vuurwerk-, Opiumwet- en geweldsdelicten.
In strafverminderende zin slaat de rechtbank allereerst acht op dat wat de reclassering in de rapportage van 7 februari 2025 aangeeft. Uit het advies blijkt dat verdachte, in het kader van een schorsingstoezicht, reeds geruime tijd onder toezicht bij de reclassering staat. Hij heeft in dit kader de CoVa-training gevolgd en positief afgerond en lijkt ernaar te streven een delictvrij leven op te bouwen en laat daar ook stappen in zien. Zo heeft verdachte werk en een stabiel inkomen. Zijn dochter lijkt de grootste zingevende factor om een stabiel leven op te bouwen. De reclassering ziet op dit moment, mede gezien de problematische relatie met de ex-partner, wel meerwaarde in het blijven begeleiden van verdachte met een meldplicht en, indien nodig, doorverwijzing naar ambulante behandeling in een forensisch kader.
Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermalen van toepassing.
Tot slot geldt ook als strafverminderend dat de twee zwaarste feiten, het openlijk geweld en het veroorzaken van de explosie, inmiddels respectievelijk ruim 2,5 jaar respectievelijk 16 maanden geleden plaatsvonden. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging is sprake van een (lichte) schending van de redelijke termijn van berechting.
De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van 102 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Verdachte hoeft niet terug naar de gevangenis, nu het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf gelijk is aan het voorarrest. Het advies van de reclassering om als bijzondere voorwaarden de meldplicht en mogelijke ambulante behandeling op te leggen, neemt de rechtbank over. De rechtbank ziet hierin een belangrijke ondersteuning voor verdachte bij het bereiken van een delictvrije toekomst. Daarnaast legt de rechtbank ook een taakstraf op van 240 uur, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis. Ook zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank acht het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een bivakmuts, vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het bewezenverklaarde feit met parketnummer 02/260318-23 met behulp van dit feit is begaan.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 10 januari 2023 onder parketnummer 02/226492-22 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een taakstraf van 14 uren te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/310398-22
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
02/260318-23
opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is;
02/188304-24
handelen in strijd met het in art. 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij art. 10 lid 1 van de Opiumwet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 102 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg meldt en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte, indien de reclassering het nodig acht, zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen.
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een muts, die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst onder 1 is opgenomen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 02-260318-23 op.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 10 januari 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/226492-22
ten uitvoer zal worden gelegd,te weten
1 week gevangenisstraf;
- gelast dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt vervangen door een
taakstraf van 14 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. V.M. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2025.
Mr. Schotanus is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlasteleggingen
02/310398-22
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te Tilburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de kruising van de Den Haenstraat en de Veestraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het tegen het lichaam van die [slachtoffer] trappen en/of schoppen en/of (met knuppels en/of pijpen) slaan en/of stompen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
02/260318-23
hij op of omstreeks 7 oktober 2023 te Tilburg, nabij/aan een woning gelegen aan de [adres 1] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra, in ieder geval een stuk (knal)vuurwerk, aan te steken en/of die Cobra, in ieder geval dat stuk (knal)vuurwerk, in of nabij de brievenbus van de betreffende woning te plaatsen, waardoor die Cobra, in ieder geval dat stuk (knal)vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die brievenbus en/of die woning en/of in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
02/188304-24
hij op of omstreeks 8 maart 2024 te Waalwijk, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,27 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )