In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 5 maart 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 580.000 per 1 januari 2022 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd voor het jaar 2023. De belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 behandeld, waarbij partijen ter zitting een compromis hebben bereikt. De WOZ-waarde voor het jaar 2023 is vastgesteld op € 464.000, wat de rechtbank heeft bevestigd door het beroep gegrond te verklaren.
Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de belanghebbende, die in totaal € 3.108 bedragen. De rechtbank heeft de vergoeding berekend op basis van de proceshandelingen die door de gemachtigde van de belanghebbende zijn verricht. De uitspraak op bezwaar is vernietigd, en de heffingsambtenaar is verplicht om het griffierecht van € 51 aan de belanghebbende te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.