ECLI:NL:RBZWB:2025:1274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
24/291
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 5 maart 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 580.000 per 1 januari 2022 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd voor het jaar 2023. De belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 behandeld, waarbij partijen ter zitting een compromis hebben bereikt. De WOZ-waarde voor het jaar 2023 is vastgesteld op € 464.000, wat de rechtbank heeft bevestigd door het beroep gegrond te verklaren.

Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de belanghebbende, die in totaal € 3.108 bedragen. De rechtbank heeft de vergoeding berekend op basis van de proceshandelingen die door de gemachtigde van de belanghebbende zijn verricht. De uitspraak op bezwaar is vernietigd, en de heffingsambtenaar is verplicht om het griffierecht van € 51 aan de belanghebbende te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/291
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde 1] verbonden aan JUIST onderdeel van Previcus Vastgoed),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2023.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 580.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Waalwijk voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [gemachtigde 2], werkzaam bij JUIST onderdeel van Previcus Vastgoed en namens de heffingsambtenaar is mr. [naam] verschenen.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Afgesproken is dat de WOZ-waarde voor het jaar 2023 wordt vastgesteld op € 464.000. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en het beroep gegrond verklaren.
2.2.
Wat rest is de beoordeling van de rechtbank ten aanzien van de vergoeding van de proceskosten.
2.3.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2.4.
Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1]
Is de heffingsambtenaar aan belanghebbende tegemoetgekomen?
2.5.
Op 2 januari 2024 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende ongegrond is verklaard. De heffingsambtenaar heeft op 22 januari 2025 ter zitting een compromis gesloten, waarbij de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende voor het belastingjaar 2023 is verlaagd naar € 464.000. Hiermee is de heffingsambtenaar tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Welk bedrag aan proceskosten moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoeden?
2.6.
Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De uitspraak op bezwaar is gedaan op 21 november 2023. De Wet Herziening proceskosten WOZ en bpm is niet van toepassing. De vergoeding is daarom, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 647, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 907, elk punt met een wegingsfactor 1. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om af te wijken van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de waardebeschikking moet worden verlaagd. De aanslag OZB volgt de waardebeschikking, dus ook deze moet worden verlaagd. De heffingsambtenaar dient dit uit te voeren.
3.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
3.3.
Tot slot komt belanghebbende in aanmerking voor vergoeding van zijn proceskosten zoals omschreven onder 2.6.

4.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 464.000;
  • vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.M.I. van Dijk-Saris, griffier, op 5 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).