ECLI:NL:RBZWB:2025:1276

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
24/2615
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WOZ-waarde onroerende zaak en herstel van gebreken in bezwaar

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 26 februari 2023 de WOZ-waarde vastgesteld op € 427.000, met als waardepeildatum 1 januari 2022. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 11 januari 2023. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 13 december 2024 is gebleken dat er gebreken waren in de totstandkoming van de uitspraak op bezwaar en in het procesverloop van het beroep. De heffingsambtenaar heeft erkend dat een onjuist verweerschrift is ingediend en dat de behandeling van de gronden van de belanghebbende onvolledig is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak per abuis is afgesplitst van een cluster van vergelijkbare zaken, wat heeft geleid tot een annulering van de mondelinge behandeling op 18 december 2024.

De rechtbank heeft besloten dat de behandeling van de gronden van de belanghebbende opnieuw moet plaatsvinden om zijn rechten te waarborgen. Op basis van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken te herstellen. De termijn voor herstel is vastgesteld op 6 weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2615
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: mr. J.W. Vughts verbonden aan Kosteloosbezwaar.nl),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,de heffingsambtenaar.

1.Procesverloop

1.1.
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 26 februari 2023 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] op 1 januari 2022 (waardepeildatum) vastgesteld op € 427.000. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar de aanslag onroerende zaakbelasting 2023 bekendgemaakt.
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 11 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024 op zitting behandeld. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 1], [naam 2] en mr. M. Kintou. Gemachtigde van belanghebbende heeft zich afgemeld voor de zitting.

2.Overwegingen

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft in dat verband de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat er gebreken kleven aan (de totstandkoming van) de uitspraak op bezwaar en ook aan het procesverloop in beroep.
2.2.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat een onjuist verweerschrift is ingediend en de behandeling van de gronden van belanghebbende onvolledig is geweest.
2.3.
De rechtbank constateert verder dat per abuis deze zaak is afgesplitst van een cluster van zaken over grotendeels dezelfde onderwerpen. Om die reden is de mondelinge behandeling van de zaak op 18 december 2024 geannuleerd en is deze zaak toegevoegd aan de rollijst van 13 december 2024, de datum waarop de overige zaken voor mondelinge behandeling waren geagendeerd. De gemachtigde is met kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen. Belanghebbende is ook niet verplicht om te verschijnen. Echter, als gevolg daarvan heeft belanghebbende geen kennis kunnen nemen van het voortschrijdend inzicht van de heffingsambtenaar.
2.4.
De rechtbank is namelijk van oordeel dat de behandeling van de gronden van belanghebbende moet worden overgedaan op een wijze die de rechten van belanghebbende waarborgt. Daarom is een heroverweging in bezwaar aangewezen.
2.5.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de heffingsambtenaar in de gelegenheid te stellen de door hemzelf geconstateerde gebreken te herstellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de heffingsambtenaar de gebreken kan herstellen op 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak.
2.6.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • stelt de heffingsambtenaar in de gelegenheid om binnen 6 weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen en de rechtbank te laten weten of en zo ja in hoeverre er reden is voor wijziging van de uitspraak op bezwaar en de standpunten in beroep;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van M.M.I. van Dijk-Saris, griffier, op 5 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.