Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 26 februari 2023 de WOZ-waarde vastgesteld op € 427.000, met als waardepeildatum 1 januari 2022. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 11 januari 2023. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 13 december 2024 is gebleken dat er gebreken waren in de totstandkoming van de uitspraak op bezwaar en in het procesverloop van het beroep. De heffingsambtenaar heeft erkend dat een onjuist verweerschrift is ingediend en dat de behandeling van de gronden van de belanghebbende onvolledig is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak per abuis is afgesplitst van een cluster van vergelijkbare zaken, wat heeft geleid tot een annulering van de mondelinge behandeling op 18 december 2024.
De rechtbank heeft besloten dat de behandeling van de gronden van de belanghebbende opnieuw moet plaatsvinden om zijn rechten te waarborgen. Op basis van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken te herstellen. De termijn voor herstel is vastgesteld op 6 weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.