Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege zorgen over de psychische toestand van de moeder, die mogelijk onder invloed van middelengebruik staat en daardoor niet in staat is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De moeder, die samen met de minderjarige in een opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen verblijft, heeft aangegeven terug te willen naar Oekraïne, wat in haar huidige psychische toestand als onveilig wordt beschouwd.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld. De moeder vertoont manisch psychotische symptomen en heeft geen ziekte-inzicht. De Raad heeft ook eerder zorgen over de moeder en de minderjarige gemeld, en er zijn conflicten tussen hen. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van twee weken, en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, eveneens voor twee weken. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om de acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad, de moeder en haar advocaat, en de gecertificeerde instelling zijn uitgenodigd om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling die binnen twee weken zal plaatsvinden. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de minderjarige, gezien zijn leeftijd, de mogelijkheid heeft om zijn mening kenbaar te maken.