ECLI:NL:RBZWB:2025:1284

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432627 / JE RK 25-400
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing van minderjarige in verband met psychische toestand van de moeder

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen vanwege zorgen over de psychische toestand van de moeder, die mogelijk onder invloed van middelengebruik staat en daardoor niet in staat is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De moeder, die samen met de minderjarige in een opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen verblijft, heeft aangegeven terug te willen naar Oekraïne, wat in haar huidige psychische toestand als onveilig wordt beschouwd.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld. De moeder vertoont manisch psychotische symptomen en heeft geen ziekte-inzicht. De Raad heeft ook eerder zorgen over de moeder en de minderjarige gemeld, en er zijn conflicten tussen hen. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van twee weken, en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, eveneens voor twee weken. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om de acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad, de moeder en haar advocaat, en de gecertificeerde instelling zijn uitgenodigd om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling die binnen twee weken zal plaatsvinden. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de minderjarige, gezien zijn leeftijd, de mogelijkheid heeft om zijn mening kenbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/432627 / JE RK 25-400
Datum uitspraak: 5 maart 2025
beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad.
betreffende
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] , [land] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
verblijvende te [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Tilburg.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van de Raad van 5 maart 2025;
- de schriftelijke bevestiging van het mondelinge verzoek van de Raad, ingekomen bij de griffie op 5 maart 2025.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. Het is onbekend of ook de vader, de heer [de vader] , het gezag over hem uitoefent. Vast staat wel dat [minderjarige] de achternaam van de vader draagt.
2.2
De moeder en [minderjarige] verblijven in een opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen te [plaats] .
2.4
De moeder en [minderjarige] hebben de Oekraïense nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt de rechtbank mondeling met spoed, dus zonder het vooraf horen van de belanghebbende, de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te spreken voor de duur van drie maanden.
3.2
Daarnaast verzoekt de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg en een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van drie maanden.
3.3
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

De positie van de vader
4.1
Er zijn geen contactgegevens van de vader, de heer [de vader] , bekend. Evenmin is bekend of de vader met het gezag over [minderjarige] is belast. Gezien het feit dat [minderjarige] de achternaam van de vader ( [de vader] ) draagt en de moeder de achternaam [achternaam moeder] heeft, ligt het voor de hand dat er een familierechtelijke betrekking tussen hen bestaat. Het is aan de Raad om de rechtbank hierover nader te informeren en de rechtbank tijdig van contactgegevens van de vader te voorzien zodat hij, indien hij als belanghebbende dient te worden aangemerkt, tijdig voor de volgende mondelinge behandeling kan worden opgeroepen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2
De moeder en [minderjarige] hebben de Oekraïense nationaliteit. Voordat de kinderrechter tot een inhoudelijke beoordeling kan komen, dient hij eerst na te gaan of hij in internationale zin bevoegd is kennis te nemen van het door de Raad ingediende verzoek en zo ja, welk rechtsstelsel is dan op het verzoek van toepassing.
4.3
Op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
4.4
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van het bepaalde in artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek toegepast worden.
4.5
Nu [minderjarige] feitelijk in [plaats] verblijft, gelegen binnen het arrondissement van rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de kinderrechter van deze rechtbank op grond van artikel 265 Burgerlijke Rechtsvoering (Rv) bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Inhoudelijke beoordeling
4.6
Een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) kan worden uitgesproken door de kinderrechter op grond van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De minderjarige kan voorlopig onder toezicht worden gesteld van een gecertificeerde instelling als: er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond is vervuld voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling, ex artikel 1: 255 BW en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.
Indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, kan de kinderrechter een machtiging verlenen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
4.7
Op grond van artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot machtiging tot uithuisplaatsing aanstonds, zonder het horen van belanghebbenden, worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikking verliest haar kracht na verloop van twee weken tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.
4.8
Ter onderbouwing van het verzoek voert de Raad, samengevat, het volgende aan.
De moeder is bekend met een manisch psychotisch toestandsbeeld, mogelijk door drugsgebruik. Zij heeft te kampen met hallucinaties en heeft geen ziekte-inzicht. De moeder denkt dat zij God is, dat zij met dieren kan praten en dat zij president van [land] zal worden. Op 4 maart 2025 heeft de moeder te kennen gegeven met [minderjarige] naar [land] te willen vertrekken. Zij laat daarbij aan de beveiliging van de opvanglocatie waar zij en [minderjarige] verblijven weten dat er 5 maart 2025 om 10.00 uur vervoer komt om de moeder en [minderjarige] op te halen.
4.9
Er zijn al eerder zorgen over de moeder en [minderjarige] gemeld, zo is besproken aan de jeugdbeschermingstafel van 18 februari 2025. De zorgen lijken met het voorgenomen vertrek van de moeder alleen maar te zijn toegenomen. Eerder heeft school en de opvanglocatie al gemeld dat [minderjarige] voor langere periode alleen is en dat er sprake is van conflicten tussen [minderjarige] en de moeder. Vrijwillige hulpverlening komt niet van de grond.
4.1
Op grond van de mondelinge toelichting van het verzoek komt de kinderrechter tot het oordeel dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld. Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te kunnen nemen. Hij wordt blootgesteld aan onveilige situaties vanuit de psychische kwetsbaarheid van de moeder voortkomende uit mogelijk middelengebruik. Hierdoor is de moeder emotioneel onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige] en is zij niet in staat om in zijn behoeften te voorzien en beslissingen te nemen die in het belang van [minderjarige] zijn. De kinderrechter betrekt hierin ook dat de moeder [minderjarige] wil meenemen naar [land] , hetgeen gelet op haar psychische toestand niet veilig wordt geacht. Ook is niet duidelijk waar de moeder precies naartoe wil gaan en hoe zij naar [land] wil gaan reizen.
4.11
De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, [minderjarige] voorlopig onder toezicht stellen van de GI, vooralsnog voor een termijn van twee weken, te weten met ingang van 5 maart 2025 tot en met 19 maart 2025, onder de aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.12
Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [minderjarige] in het belang van zijn verzorging en opvoeding met spoed uit huis wordt geplaatst. De kinderrechter neemt daarbij
in aanmerking dat de moeder in haar huidige toestand de veiligheid van [minderjarige] niet kan borgen. Bovendien is de moeder er niet mee akkoord dat [minderjarige] wordt ondergebracht bij anderen. Dit maakt een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. De kinderrechter zal een brede machtiging verlenen als in het dictum te melden.
4.13
De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zal eveneens worden verleend voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 5 maart 2025 tot en met 19 maart 2025, onder de aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.14
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregelen, de beslissing ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
4.15
Verdere beslissingen op het resterende verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Deze zal binnen twee weken plaatsvinden. De Raad, de moeder en haar advocaat, en de GI worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling. Ten overvloede wijst de kinderrechter er op dat
de Raaddient te zorgen voor een tolk in de Oekraïense taal, waarbij fysieke aanwezigheid van de tolk wordt gewenst. Ook ligt het op de weg van de Raad om de kinderrechter voor de mondelinge behandeling te berichten over de rol van vader en zijn eventuele gezagspositie ten aanzien van [minderjarige] .
4.16
De minderjarige [minderjarige] wordt, gelet op zijn leeftijd, uitgenodigd om zijn mening kenbaar te maken. Hij kan, als hij dat wil, met de kinderrechter komen praten. Hiervan hoeft hij geen gebruik te maken.
Pilot kosteloze rechtsbijstand
4.17
In het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand bij een verzoek tot spoeduithuisplaatsing kan een advocaat aan ouders worden toegevoegd. Dit betreft de ouder(s) met gezag die het kind als behorende tot zijn gezin dagelijks verzorgt en opvoedt. Dit betekent dat de rechtbank aan de moeder een advocaat zal toevoegen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg, met ingang van 5 maart 2025 tot en met 19 maart 2025;
5.2
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg en in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 maart 2025 tot en met 19 maart 2025;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek van de Raad aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 te [tijd] uurbij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. De Jong), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking
geldt als oproepingvoor die mondelinge behandeling voor de Raad, de moeder en haar advocaat, en de GI;
5.5
gelast de griffier om de minderjarige [minderjarige] op te roepen voor een kindgesprek op een dag gelegen voor de mondelinge behandeling;
5.6
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025 door mr. Van Leuven, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 maart 2025 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Voor zover deze beslissing betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.