ECLI:NL:RBZWB:2025:1286

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/7996
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor overkapping bij zwembad

Op 6 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben bezwaar gemaakt tegen een op 28 oktober 2024 opgelegde last onder dwangsom met betrekking tot een overkapping bij hun zwembad. Tijdens de zitting hebben zij een deel van hun verzoek ingetrokken, waardoor alleen het verzoek om een voorlopige voorziening voor de overkapping resteerde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overkapping is gebouwd in strijd met het bestemmingsplan en niet is vergund, wat leidt tot een overtreding van het Omgevingsplan. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekers om af te zien van handhaving, zoals een concreet zicht op legalisatie en de onevenredigheid van handhaving, beoordeeld. Echter, er was geen concreet zicht op legalisatie, en het belang van handhaving van de regelgeving weegt zwaarder dan het belang van verzoekers om de overkapping te behouden. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de last onder dwangsom blijft van kracht. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7996

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

6 maart 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , beiden uit [plaats 1] , verzoekers

(gemachtigde: mr. B.F.J. Bollen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening tegen een op 28 oktober 2024 opgelegde last onder dwangsom die ziet op het perceel op het [adres] in [plaats 1] .
1.1.
Verzoekers hebben tegen dat bestreden besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [verzoeker 1] , de gemachtigde van verzoekers en namens het college: [naam 1] en [naam 2] .
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het ingediende verzoek zag op de last onder dwangsom die is opgelegd omdat volgens het college sprake is van drie overtredingen. Tijdens de zitting hebben verzoekers een deel van hun verzoek ingetrokken dat ziet op twee van de drie gestelde overtredingen, zodat alleen het verzoek resteert om een voorlopige voorziening te treffen voor zover de last onder dwangsom is opgelegd vanwege een aanwezige overkapping bij het zwembad.
3. De voorzieningenrechter acht het verzoek spoedeisend in het kader van de ontvankelijkheidsvraag. De begunstigingstermijn voor het opheffen van die overtreding is immers sinds 26 november 2024 verstreken en om te voldoen aan de last moeten verzoekers de overkapping afbreken.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Onbetwist is dat de overkapping is gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan en dat de aanwezigheid van de overkapping ook niet is vergund. Overtreding van het, inmiddels, Omgevingsplan is daarmee gegeven. Dan geldt een beginselplicht bij handhaving. Het college kan of moet daarvan afzien als sprake is van een concreet zicht op legalisatie of wanneer handhaving onevenredig is. Die beide aspecten zijn door verzoekers aangevoerd als reden om af te zien van handhaving en het opleggen van een last onder dwangsom.
6. Van concreet zicht op legalisatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Áls met de recent aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning de overkapping al is aangevraagd, geldt dat – anders dan verzoekers tijdens de zitting hebben bepleit – het er naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet op lijkt dat de overkapping vergunningsvrij is op grond van art. 22.36, onder a, onder 3, onder iii van het Omgevingsplan Dongen. Het maximaal aantal vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken is in dat artikel immers gesteld op 150 m2, terwijl de ook op het perceel aanwezige Orangerie al ruim groter is dan 150m2. Verzoekers hebben nog aangevoerd dat de overkapping vergund kan worden met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), maar het gaat te ver om een mogelijke BOPA in een handhavingssituatie te zien als concreet zicht op legalisatie. De voorzieningenrechter heeft ook geen bereidheid van het college gehoord om aan een BOPA mee te werken.
7. Bij de daaropvolgende vraag of handhaving onevenredig is betrekt de voorzieningenrechter dat het algemeen belang bij handhaving van regelgeving voorop staat. Het belang van verzoekers is om de overkapping niet af te hoeven breken. Gezien de beperkte omvang van het bouwwerk – een stellage van metalen palen met een houten dak – weegt dat belang van verzoekers niet op tegen het belang om handhavend op te treden tegen overtreding van regelgeving.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de last onder dwangsom niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025 door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.