In deze zaak heeft de man een kort geding aangespannen tegen de vrouw met als doel de nakoming van een eerder vastgestelde omgangsregeling met hun minderjarige kind, [minderjarige], te waarborgen. De man stelt dat de vrouw zonder gegronde reden de omgang heeft stopgezet, terwijl deze pas drie keer had plaatsgevonden. De vrouw voert aan dat zij twijfels heeft over de veiligheid van de omgang, omdat zij geruchten heeft gehoord over een terugval van de man in drugsgebruik. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2025 is de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de man en dat de omgangsregeling zo snel mogelijk moet worden hervat, tenzij de veiligheid van [minderjarige] in het geding is. Uiteindelijk hebben partijen overeenstemming bereikt dat de omgangsregeling vanaf 28 februari 2025 wordt hervat, met de voorwaarde dat deze niet meer eenzijdig kan worden stopgezet. Tevens is er een raadsonderzoek gelast ten behoeve van de bodemprocedure die loopt over de wijziging van de omgangsregeling. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.