ECLI:NL:RBZWB:2025:1295

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
11377837 \ CV EXPL 24-5501
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen de Stichting WonenBreburg en een huurder. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning vanwege een huurachterstand. De huurder, die sinds 10 oktober 2022 de woning huurt, heeft een huurachterstand laten ontstaan en is niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder in gebreke is gebleven bij het betalen van de huur, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 2.656,46. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst zodanig is dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vorderingen van WonenBreburg zijn grotendeels toegewezen, inclusief de ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis. De huurder is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.019,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11377837 \ CV EXPL 24-5501
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[huurder],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of de huurovereenkomst tussen verhuurder WonenBreburg en [huurder] als huurder moet worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd door een huurachterstand. De kantonrechter zal de vorderingen van WonenBreburg (grotendeels) toewijzen. Hierna legt de kantonrechter uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Hoe deze procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
- het tussenvonnis van 20 november 2024;
- de akte van WonenBreburg met een specificatie van de actuele huurachterstand;
- de mondelinge behandeling van 4 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Daarna is een datum bepaald waarop dit vonnis wordt uitgesproken.

3.De feiten

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde stukken, gaat de kantonrechter – voor zover nu van belang – uit van de volgende feiten:
a. [huurder] huurt sinds 10 oktober 2022 de woning te [adres] . De huurprijs bedraagt voor het laatst € 639,62 per maand en moet altijd vóór of op de eerste dag van iedere maand bij vooruitbetaling worden voldaan;
[huurder] heeft een huurachterstand laten ontstaan;
WonenBreburg heeft op 13 juni 2024 een aanmaning aan [huurder] gestuurd;
WonenBreburg heeft [huurder] bij de gemeente aangemeld in het kader van vroegsignalering.

4.Het geschil

4.1.
Op de rolzitting 6 november 2024 heeft [huurder] de vordering met hierin een huurachterstand, zoals opgenomen in de dagvaarding, erkend. Verder heeft [huurder] omstandigheden geschetst waaronder de huurachterstand is ontstaan. Zo is de huurachterstand ontstaan omdat er enige tijd geen tot weinig inkomen is geweest. Nu in de opbouw als zzp’er inmiddels opdrachten beginnen te komen, moet er weer kunnen worden betaald, aldus [huurder] . Tot slot geeft [huurder] aan graag een betalingsregeling te treffen en in zijn woning te blijven.
4.2.
Bij vonnis van 20 november 2024 is vervolgens een mondelinge behandeling bepaald, waarvoor beide partijen zijn uitgenodigd. [huurder] is niet bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest hoewel hij kennis heeft kunnen nemen van het feit dat op
4 februari 2025 een zitting zou plaatsvinden. Door niet op de zitting te verschijnen, heeft [huurder] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om zijn stellingen uitgebreider toe te lichten, om op de (verdere) stellingen van WonenBreburg in te gaan en om vragen daarover van de kantonrechter te beantwoorden. Dit, terwijl er in het tussenvonnis, uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
4.3.
WonenBreburg heeft haar vordering op zitting nader toegelicht. [huurder] is tekortgeschoten in het nakomen van zijn verplichtingen die staan in de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het niet betalen van de (volledige) huur. Nu [huurder] de huur structureel niet (tijdig) betaalt en toezeggingen niet nakomt, heeft WonenBreburg weinig vertrouwen dat de huurbetalingen in het vervolg tijdig en volledig door [huurder] zullen worden voldaan. De hoogte van de huurachterstand en het structureel te laat betalen van de huurpenningen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, zodat de (neven)vorderingen moeten worden toegewezen volgens WonenBreburg. Wel vordert zij de buitengerechtelijke incassokosten en de rente niet langer, zodat dit deel van de vordering wordt ingetrokken. Verder heeft WonenBreburg tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij op 31 januari 2025 een bedrag van
€ 1.269,42 heeft ontvangen aan huur voor de maanden januari 2025 en februari 2025.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Huurachterstand
5.1.
Uit de door WonenBreburg overgelegde specificatie blijkt dat sprake was van een kale huurachterstand tot en met januari 2025 van € 3.287,26. Nu er een betaling van
€ 1.269,42 voor de maanden januari 2025 en februari 2025 is geweest, staat er nog een bedrag aan huurachterstand open van € 2.656,46 tot en met februari 2025. [huurder] was niet op de mondelinge behandeling aanwezig en heeft dit dus niet weersproken, zodat het bedrag van € 2.656,46 in dit geval zal worden toegewezen.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
5.2.
Het uitgangspunt is dat [huurder] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat hij zich moet houden aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet. Indien [huurder] deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De vraag is dus of er een tekortkoming is en zo ja, of deze van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder de belangen van partijen.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat de openstaande huurschuld ten tijde van de dagvaarding ruim drie maanden bedroeg. De huurachterstand is tijdens de procedure toegenomen tot ruim vier maanden. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee sprake is van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, dat hierdoor de ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt gerechtvaardigd. Een huurovereenkomst houdt voor beide partijen namelijk een voortdurende verplichting in. Dit brengt mee dat indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst, deze weliswaar voor de toekomst nog kan worden nagekomen, maar dat de tekortkoming in het verleden daarmee niet ongedaan kan worden gemaakt. Door de huur niet tijdig te betalen, heeft [huurder] een tekortkoming in de nakoming laten ontstaan die niet ongedaan gemaakt kan worden
5.4.
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal dan ook worden toegewezen. Daarbij overweegt de kantonrechter dat zij nota heeft genomen van de opmerking van WonenBreburg dat zij niet van zins is tot ontruiming van het gehuurde over te gaan zolang [huurder] aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst voldoet en het ontruimingsvonnis slechts als “stok achter de deur” zal gebruiken. De kantonrechter vertrouwt erop dat WonenBreburg zich aan die toezegging zal houden.
Vervaltermijnen en toekomstige huurtermijnen
5.5.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 639,62 per maand voor nog te vervallen huurpenningen vanaf 1 maart 2025 toe, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst. De huurtermijnen tot en met februari 2025 zijn namelijk al meegenomen in het toe te wijzen bedrag dat [huurder] moet betalen.
5.6.
De kantonrechter wijst eveneens toe een bedrag van € 639,62 per maand als gebruiksvergoeding/schadevergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [huurder] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen.
proceskosten
5.7.
[huurder] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WonenBreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,39

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres] ;
6.2.
veroordeelt [huurder] om het gehuurde binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al zijn spullen en alle gebruikers van de woning (die geen medebewoners zijn) te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen;
6.3.
veroordeelt [huurder] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan WonenBreburg te betalen:
- een bedrag van € 2.656,46 aan huur tot en met februari 2025;
- een bedrag van € 639,62 aan huur vanaf 1 maart 2025 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
- een bedrag van € 639,62 aan gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [huurder] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt;
6.4.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 1.019,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.