ECLI:NL:RBZWB:2025:1296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
C/02/423190 / HA ZA 24-296 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
  • M. Mulders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake financieringsovereenkomst tussen melkveehouder en gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. [Eiseres] vorderde betaling van een schadevergoeding van € 76.298,00, alsook vergoeding van kosten voor voorlopig getuigenverhoren en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering was gebaseerd op een vermeende schending van een geheimhoudingsverklaring door [gedaagde], die informatie over een financieringsovereenkomst met [de melkveehouder] zou hebben gebruikt zonder [eiseres] daarbij te betrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geheimhoudingsverklaring niet rechtsgeldig was overeengekomen, omdat [gedaagde] deze niet had ondertekend. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat [eiseres] daadwerkelijk schade had geleden door het handelen van [gedaagde]. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [eiseres] niet konden worden toegewezen, en heeft [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/423190 / HA ZA 24-296
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A. Bijnevelt,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.J.A. Braspenning.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 september 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 20 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de spreekaantekeningen van mr. Bijnevelt zijn gehecht.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In november 2021 is [eiseres] benaderd door de heer [de melkveehouder] (hierna: [de melkveehouder] ) in verband met zijn zoektocht naar een nieuwe financier voor zijn melkveehouderij.
2.2.
Op 3 juni 2022 heeft de heer [contactpersoon eiseres] (hierna: [contactpersoon eiseres] ) namens [eiseres] een voorstel gedaan in het kader van haar bemiddeling. In het voorstel is (onder meer) het volgende opgenomen:

Wij verwachten een financiering te kunnen bemiddelen tegen de volgende condities:
  • Lening € 1.350.00,=
  • Rente 5,75% per jaar.
  • 1,5% eenmalige afsluitkosten over de hoofdsom van de lening.
  • 0,25% per jaar administratiekosten over de restant lening.
(…)
Onze dienstverlening c.q. procesgang is als volgt:

Bij een akkoord op dit indicatieve voorstel gaan wij uit van exclusiviteit gedurende een periode van 4 weken. Dit betekent dat indien wij binnen 28 dagen na uw akkoord namens een belegger een definitief voorstel kunnen doen dat u gehouden bent aan dit voorstel. Bij een voor u negatieve afwijking op bovenstaande indicatieve voorstel bent u uiteraard niet gehouden aan het definitieve voorstel.
(…)
  • Na uw akkoord zet [eiseres] een geanonimiseerde propositie uit naar aangesloten beleggers.
  • Bij concrete interesse ontvangt de belegger meer detailinformatie onder geheimhouding.
2.3.
[de melkveehouder] heeft het voorstel op 3 juni 2022 voor akkoord ondertekend.
2.4.
[contactpersoon eiseres] heeft op 30 juni 2022 [gedaagde] benaderd met de geanonimiseerde propositie van [de melkveehouder] . [gedaagde] liet weten geïnteresseerd te zijn, waarna [contactpersoon eiseres] diezelfde dag per e-mail een (model) geheimhoudingsverklaring aan [gedaagde] heeft toegestuurd (hierna: de geheimhoudingsverklaring). Daarin is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

Artikel 1. Geldgever stemt erin toe dat hij door Beheerder, wordt voorzien van vertrouwelijke informatie (hierna: de Informatie) betreffende: mogelijke investeringen in leningen door de Geldgever en alle informatie die relevant is voor de analyse, structurering, besluitvorming en beheer van de lening.”
Artikel 2. Geldgever zal alle voornoemde informatie die hem door Beheerder of door haar aangewezen personen is of zal worden verstrekt behandelen als vertrouwelijke informatie die hij derhalve voor derden strikt geheim zal houden.
(…)
Artikel 5. Geldgever verplicht zich de Informatie op geen enkele wijze, in gewijzigde noch in ongewijzigde vorm, in exploitatie te nemen of toe te passen voor enig ander doel dan hierboven omschreven, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Beheerder.
Op de geheimhoudingsverklaring zijn geen gegevens van [gedaagde] ingevuld.
2.5.
[gedaagde] heeft op 30 juni 2022 per e-mail als volgt gereageerd:

Hoi [contactpersoon eiseres] k ga akkoord alleen wil ik met mijn naaste en eventueel adviseur kunnen doorspreken.
2.6.
[contactpersoon eiseres] heeft vervolgens de informatie over (het bedrijf van) [de melkveehouder] met [gedaagde] gedeeld. Daarna is een bespreking ingepland, welke door [contactpersoon eiseres] aan [gedaagde] is bevestigd per e-mail van 4 juli 2022. In die e-mail schrijft [contactpersoon eiseres] ten aanzien van de kosten van [eiseres] :

In de bijlage de kosten voor de geldgever zoals ik die ook al deels besproken heb telefonisch afgelopen vrijdag. Afsluitkosten voor de geldgever breng ik naar 0,5% eenmalig. Administratiekosten zijn 0,25% en beheer is optioneel en bied ik hier aan voor 0,25% per jaar.
2.7.
Voornoemde bespreking heeft op 6 juli 2022 plaatsgevonden op de melkveehouderij van [de melkveehouder] . Daarbij waren aanwezig: [de melkveehouder] , [contactpersoon eiseres] , [gedaagde] en zijn adviseur de heer [adviseur] (hierna: [adviseur] ). Tijdens de bespreking is door [gedaagde] aangegeven dat hij de kosten van [eiseres] te hoog vond.
2.8.
[adviseur] heeft per e-mail van 8 juli 2022 namens [gedaagde] een financieringsvoorstel aan [de melkveehouder] en [eiseres] gestuurd. Over de kosten van [eiseres] is daarin het volgende opgenomen:
“(…)
  • Afsluitkosten eenmalig € 2.500 door [eiseres] in rekening te brengen bij [gedaagde]
  • Geen administratie- en beheerkosten per jaar van [eiseres] voor rekening van [gedaagde]
2.9.
[contactpersoon eiseres] heeft op 11 juli 2022 telefonisch aan [adviseur] laten weten dat [de melkveehouder] het voorstel niet aanvaardde. [contactpersoon eiseres] heeft dit per e-mail van 12 juli 2022 aan [gedaagde] en [adviseur] bevestigd. In zijn e-mail schrijft hij:

Even ter bevestiging van wat ik al gemeld heb gisteren telefonisch aan [naam] :

Wij hadden als [eiseres] een exclusiviteitsperiode afgesproken met [de melkveehouder] . Binnen die periode is hij verplicht om bij ons af te sluiten als we met een deal komen zoals geschetst.

Die periode was afgelopen. Vooral omdat de analyse fase vóór aanbieden aan beleggers meer tijd gekost had. Normaal is dat nooit een probleem. De geldnemer heeft dan geen alternatieven. Gisteren bleek dat [de melkveehouder] die wél had en dat die ook goedkoper was dan het voorstel wat ik bij o.a. jullie had liggen. Vervolgens hadden jullie nog aanvullende voorwaarden t.o.v. van mijn voorstel. [de melkveehouder] hing zaterdagmorgen al terug en vroeg tot maandag uitstel. Dat was al een stevig signaal.

Overigens had ik zaterdagmorgen aan [de melkveehouder] voorgesteld om snel andere beleggers aan te haken omdat jullie voorstel te afwijkend was. Voor mij was het niet willen voldoen van admin-kosten een dealbreaker. Voor [de melkveehouder] het recht van 1ste koop. Dat was ik het overigens roerend met hem eens. Als je potentiele financier een beloning voor hemzelf kan creëren door het jou als geldnemer moeilijk te maken en te dwingen om te verkopen is dat een afspraak die je niet wilt maken. Ik vond het ook niet handig om dat meteen CC aan hem te melden overigens.

Er waren andere geïnteresseerden die ik op hold had gezet die ik deze week graag weer aangehaakt had en die naar mijn verwachting de deal wel hadden willen draaien zoals ik die voorgelegd had. Dus door die af te houden heb ik mezelf ook aardig in mijn voet geschoten. Balen maar het is niet anders.
2.10.
Op 27 juli 2022 heeft [de melkveehouder] [adviseur] telefonisch benaderd met de mededeling dat de financier die hij voor ogen had van de financiering wilde af zien. [de melkveehouder] heeft [adviseur] gevraagd of [gedaagde] nog voor financiering open stond. [adviseur] heeft dit met [gedaagde] besproken en vervolgens is door [adviseur] (namens [gedaagde] ) een nieuw voorstel gedaan. Tussen [gedaagde] en [de melkveehouder] is daarna een financieringsovereenkomst tot stand gekomen.
2.11.
Bij brieven van 11 oktober 2022 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] (en [de melkveehouder] ) aansprakelijk gesteld voor de door [eiseres] geleden schade.
2.12.
Op 31 januari 2023 heeft [eiseres] bij de rechtbank Oost-Brabant een verzoekschrift ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Naar aanleiding daarvan zijn op 6 juni 2023 [gedaagde] en [adviseur] gehoord. Het voorlopig getuigenverhoor is voortgezet op 20 februari 2024, waarbij [de melkveehouder] is gehoord.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
betaling van een bedrag van € 76.298,00 of een ander in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022, dan wel 26 oktober 2022 dan wel de dag van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
vergoeding van de kosten ten behoeve van de voorlopig getuigenverhoren van € 2.318,32 of een ander in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.537,98 of een ander in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijk rente.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] – samengevat – (primair) ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van (artikel 5 van) de geheimhoudingsverklaring dan wel (subsidiair) dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de informatie die [gedaagde] van [eiseres] heeft verkregen over het bedrijf van [de melkveehouder] te gebruiken om buiten [eiseres] om een financieringsovereenkomst met [de melkveehouder] aan te gaan. [eiseres] stelt dat zij daardoor schade heeft geleden in de vorm van misgelopen inkomsten. Als [gedaagde] namelijk de geheimhoudingsverklaring was nagekomen dan wel niet onrechtmatig jegens [eiseres] had gehandeld, had [eiseres] ofwel toestemming gegeven voor een financieringsovereenkomst tussen [de melkveehouder] en [gedaagde] onder de voorwaarden dat de kosten van [eiseres] werden voldaan, ofwel had [eiseres] geen toestemming gegeven en had [de melkveehouder] met bemiddeling door [eiseres] een financieringsovereenkomst met een andere financier gesloten. In beide gevallen had [eiseres] (eenmalige) afsluitkosten en jaarlijkse administratiekosten van zowel [de melkveehouder] als de financier ontvangen, alsmede beheerkosten per jaar van de financier.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert – kort gezegd – aan dat de geheimhoudingsverklaring niet tussen partijen is overeengekomen, omdat hij deze niet heeft ondertekend. Voor zover de rechtbank zou oordelen dat de geheimhoudingsverklaring wel tussen partijen is overeengekomen, voert [gedaagde] aan dat hij deze niet heeft geschonden. Hij heeft immers de van [eiseres] verkregen informatie over het bedrijf van [de melkveehouder] niet gebruikt voor een ander doel dan omschreven in de geheimhoudingsverklaring. Daarbij geldt dat, voor zover onduidelijkheid zou bestaan over de uitleg van dat doel, de geheimhoudingsverklaring een standaarddocument is dat dient te worden gekwalificeerd als algemene voorwaarden en daarom op grond van artikel 6:238 lid 2 BW in het voordeel van [gedaagde] dient te worden uitgelegd. Er is dan ook geen sprake van toerekenbaar tekort schieten, aldus [gedaagde] . Ook is geen sprake van onrechtmatig handelen. [eiseres] wilde immers zelf niet verder onderhandelen. Daarnaast werd [gedaagde] benaderd door [de melkveehouder] en had [eiseres] laten weten dat [de melkveehouder] niet (meer) aan haar was gebonden. Ten aanzien van de (hoogte van de) schade voert [gedaagde] aan dat onduidelijk is waarom hij de kosten die [eiseres] bij [de melkveehouder] in rekening had kunnen brengen, zou moeten betalen. Ten aanzien van de beheerkosten voor de financier, betreffen dit optionele kosten waarvan niet zeker is dat [gedaagde] dan wel een andere financier deze dienst had afgenomen. Voor de overige kosten (de afsluitkosten en jaarlijkse administratiekosten) geldt dat niet zeker is dat [eiseres] een overeenkomst (met [gedaagde] dan wel een andere financier) tot stand had kunnen brengen tegen de door haar gestelde tarieven. Tijdens de bespreking van 6 juli 2022 had [gedaagde] namelijk aangegeven dat hij zich niet in de door [eiseres] voorgestelde kosten kon vinden, waarop [contactpersoon eiseres] hem heeft verzocht een tegenvoorstel te doen. Er leek dus onderhandelingsruimte te bestaan. Daarnaast geldt dat [eiseres] nu geen jaarlijkse administratie en/of beheer hoeft uit te voeren, zodat zij in dat verband ook geen kosten maakt. Ook wijst [gedaagde] erop dat sprake is van eigen schuld ex artikel 6:101 BW aan de zijde van [eiseres] . Als [eiseres] (samen met [de melkveehouder] ) na het voorstel van 8 juli 2022 met [gedaagde] in gesprek was gegaan, waren [gedaagde] en [de melkveehouder] er wel met elkaar uitgekomen en had [eiseres] een interessante fee kunnen afspreken, aldus [gedaagde] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [contactpersoon eiseres] namens [eiseres] een standaard, niet ingevulde geheimhoudingsverklaring aan [gedaagde] heeft gestuurd. [gedaagde] heeft deze verklaring (ook) niet ingevuld en niet voor akkoord ondertekend. Wel heeft hij per e-mail van 30 juni 2022 aangegeven dat hij ‘akkoord’ ging. In dat verband heeft hij ter zitting toegelicht dat hij dat akkoord alleen maar heeft gegeven omdat hij voorafgaand aan deze e-mail een telefoongesprek heeft gevoerd met [contactpersoon eiseres] , waaruit hij heeft begrepen dat de geheimhouding erop gericht was dat hij de informatie over (het bedrijf van) [de melkveehouder] niet met derden mocht delen. Juist daarom heeft hij expliciet verzocht de informatie wel te mogen delen met zijn naasten en adviseur. Deze toelichting is door [eiseres] niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank is het in dat licht bezien twijfelachtig of de (gehele) inhoud van de geheimhoudingsverklaring tussen partijen is overeengekomen. Dit kan echter in het midden worden gelaten. Voor zover de geheimhoudingsverklaring al zou zijn overeengekomen, geldt namelijk het volgende.
4.2.
Mede gelet op het voorgaande is in het onderhavige geval naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk dat [eiseres] met de geheimhoudingsverklaring heeft beoogd dat geen financieringsovereenkomst buiten haar om tot stand mocht worden gebracht. In artikel 5 van de geheimhoudingsverklaring – waarop [eiseres] zich beroept – is bepaald dat de door [eiseres] verstrekte informatie niet mag worden gebruikt om “
in exploitatie te nemen of toe te passen voor enig ander doel dan hierboven omschreven”. Partijen zijn het erover eens dat met dat laatste wordt verwezen naar artikel 1 van de geheimhoudingsverklaring. Volgens [eiseres] volgt daaruit dat ‘het doel’ van de geheimhoudingsverklaring is het verstrekken van informatie die benodigd is voor oriëntatie en gedachtevorming over een potentiële financieringsovereenkomst. De door [eiseres] aan [gedaagde] verstrekte informatie over (het bedrijf van) [de melkveehouder] is in dit geval buiten dat doel toegepast, door daadwerkelijk een financieringsovereenkomst te sluiten. Dit ‘doel’ wordt door [gedaagde] betwist. Hij voert aan dat de geheimhoudingsverklaring erop is gericht de informatie niet te delen met derden. Uit artikel 1 van de geheimhoudingsverklaring volgt daarnaast volgens hem niet dat het verstrekken van de informatie uitsluitend bedoeld is ter oriëntatie en gedachtevorming, maar juist dat dit (ook) bedoeld is voor het doen van een (daadwerkelijke) investering. Wat ‘het doel’ van de geheimhoudingsverklaring is, is in dat licht bezien niet duidelijk. De vraag hoe dit dient te worden uitgelegd, kan in dit geval evenwel ook in het midden worden gelaten. Daartoe overweegt de rechtbank dat, zelfs als vast zou komen te staan dat 1) de geheimhoudingsverklaring tussen partijen is overeengekomen en 2) [gedaagde] die geheimhoudingsverklaring heeft geschonden, de door [eiseres] gestelde schade en het causaal verband tussen die schade en de (gestelde) tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] , niet kan worden vastgesteld. In het hierna volgende zal de rechtbank dit toelichten.
4.3.
Ten aanzien van het causaal verband en de schade stelt [eiseres] dat, als de geheimhoudingsverklaring door [gedaagde] was nageleefd, zich twee mogelijke scenario’s hadden kunnen voordoen.
4.4.
Het eerste scenario is dat [eiseres] toestemming had gegeven aan [gedaagde] om een financieringsovereenkomst met [de melkveehouder] te sluiten. In dat geval stelt [eiseres] dat zij dit alleen had gedaan onder de voorwaarde dat haar kosten (tegen de door haar genoemde percentages) zouden worden voldaan. Dit wordt door [gedaagde] uitvoerig betwist. Niet alleen wijst hij erop dat [eiseres] tijdens de bespreking van 6 juli 2022 ruimte had geboden om een ander voorstel te doen (onder meer) ten aanzien van de door [eiseres] in rekening te brengen kosten en dat de beheerkosten optioneel waren, ook voert hij aan dat hij nooit akkoord zou zijn gegaan met de kosten van [eiseres] , zodat de kans dat dit scenario zich zou voordoen, nihil is. Mede gelet op het voorstel van 8 juli 2022 van [gedaagde] waarin de aan [eiseres] te betalen kosten aanzienlijk afwijken van hetgeen [eiseres] voor ogen had, volgt de rechtbank [gedaagde] in dit standpunt. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat onder deze omstandigheden een financieringsovereenkomst tussen [gedaagde] en [de melkveehouder] tot stand zou zijn gekomen, zodat dit de stelling van [eiseres] dat zij op die grond inkomsten misloopt, niet kan dragen.
4.5.
Het tweede scenario dat [eiseres] ten grondslag legt aan de door haar misgelopen inkomsten bestaat erin dat zij geen toestemming had gegeven aan [gedaagde] om een financieringsovereenkomst met [de melkveehouder] te sluiten. In dat geval stelt [eiseres] dat een financieringsovereenkomst tussen [de melkveehouder] en een andere, door [eiseres] aangedragen, financier tot stand was gekomen onder de door [eiseres] gestelde voorwaarden. De voormalig financier van [de melkveehouder] wilde immers de toen bestaande financiering beëindigen, zodat [de melkveehouder] hoe dan ook alternatieve financiering nodig had. Mede gelet op de (gemotiveerde) betwisting door [gedaagde] , is ook dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te dienen ter onderbouwing dat [eiseres] inkomsten is misgelopen. Zo heeft [eiseres] niet toegelicht waarom het [de melkveehouder] niet gelukt zou zijn op andere wijze een andere financier te vinden. Dit was hem immers voorafgaand aan het tot stand komen van de uiteindelijke financieringsovereenkomst ook gelukt. Dat [de melkveehouder] ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard dat hij geen andere financier(s) op het oog had op het moment dat hij [gedaagde] benaderde, wil bovendien nog niet zeggen dat [de melkveehouder] zich tot [eiseres] had gewend. Niet is uitgesloten dat hij zich tot een andere bemiddelaar had gewend of zelf actief op zoek was gegaan naar een andere financier. De exclusiviteitsperiode tussen [eiseres] en [de melkveehouder] was immers (ruimschoots) geëindigd. Daarnaast geldt dat [eiseres] ook niet in voldoende mate heeft toegelicht dat zij daadwerkelijk een andere financier voor [de melkveehouder] had kunnen vinden. Zij stelt wel dat er twee geïnteresseerde beleggers waren, maar zij laat na dat concreet te maken of (met stukken) te onderbouwen. Onduidelijk is gebleven dát er geïnteresseerde partijen waren, welke partijen dat waren, op basis van welke informatie deze interesse bestond en tegen welke condities zij (mogelijk) een financieringsovereenkomst hadden willen sluiten. In het licht van de betwistingen door [gedaagde] had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar stellingen meer handen en voeten te geven. Bij deze stand van zaken kan dan ook niet worden vastgesteld dat [eiseres] een andere financieringsovereenkomst voor [de melkveehouder] had kunnen regelen en ook niet tegen welke voorwaarden.
4.6.
In navolging op het voorgaande overweegt de rechtbank nog ten aanzien van (de hoogte van de) gestelde schade dat ook dit (mede in het licht van de betwistingen door [gedaagde] ) onvoldoende is onderbouwd. [eiseres] kan in dit verband niet volstaan met de enkele stelling dat een andere financier wel akkoord was gegaan met de door [eiseres] gestelde percentages aan afsluitkosten, jaarlijkse administratiekosten en jaarlijkse beheerkosten. Daarnaast geldt dat in de gegeven omstandigheden ook geen zekerheid bestaat dat [de melkveehouder] met de door [eiseres] voorgestelde kosten akkoord zou zijn gegaan. [eiseres] heeft immers zelf aangegeven (en ter zitting bij monde van [contactpersoon eiseres] is bevestigd) dat [de melkveehouder] daarover nog probeerde te onderhandelen. Omdat de tussen [eiseres] en [de melkveehouder] overeengekomen exclusiviteitsperiode was geëindigd, hoefde [de melkveehouder] dus niet met de eerder door [eiseres] voorgestelde kosten akkoord te gaan.
4.7.
Ook de subsidiair door [eiseres] aangevoerde grondslag voor haar vordering, de (gestelde) onrechtmatige daad, kan niet tot toewijzing van haar vorderingen leiden. Om een vordering op grond van een onrechtmatige daad toe kunnen te wijzen, geldt in de eerste plaats dat sprake dient te zijn van een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Volgens [eiseres] is van dat laatste sprake, omdat [gedaagde] met [de melkveehouder] een financieringsovereenkomst is aangegaan zonder [eiseres] daarbij te betrekken, terwijl het [eiseres] is die hen aan elkaar heeft geïntroduceerd. Hoewel de rechtbank kan beamen dat dit niet de schoonheidsprijs verdient, heeft [gedaagde] het vermeende onrechtmatig handelen gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat het [de melkveehouder] was die hem benaderde, dat hij zich ervan heeft verzekerd dat [de melkveehouder] geen exclusiviteit (meer) had met [eiseres] en dat hij ervan uit is gegaan dat de geheimhouding waarmee hij akkoord was gegaan alleen gold ten opzichte van derden. Mede gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Daarnaast – en wellicht ten overvloede – overweegt de rechtbank dat ook ten aanzien van deze grondslag sprake dient te zijn van (voldoende onderbouwde) schade en causaal verband tussen die schade en het onrechtmatig handelen. Zoals hiervoor reeds overwogen, kan dat bij deze stand van zaken (ook) niet worden vastgesteld.
4.8.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Gelet daarop behoeven de overige verweren van [gedaagde] geen nadere bespreking.
4.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
163,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.916,00
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 3.916,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Mulders en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.