ECLI:NL:RBZWB:2025:1347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432365 / JE RK 25-344
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een zaak van minderjarigen onder toezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2025 een beschikking gegeven over de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van drie minderjarigen. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De minderjarigen wonen momenteel bij de vader, terwijl [minderjarige 3] bij de moeder verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarigen bij de vader, vooral gezien de recente relatiebreuk en de signalen van onrust in zijn thuissituatie. De kinderrechter heeft daarom besloten dat er opheldering nodig is over de situatie van de vader voordat er teruggegrepen kan worden op een co-ouderschapsregeling. De kinderrechter heeft de contactregeling voorlopig vastgesteld voor de duur van acht weken, waarbij de vader in de even weken op zaterdag contact heeft met de minderjarigen. De moeder is verantwoordelijk voor het halen en brengen van de kinderen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er in de bodemprocedure verdere afspraken gemaakt kunnen worden over de zorgregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/432365 / JE RK 25-344
Datum uitspraak: 10 maart 2025
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT TILBURG,
locatie Tilburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2017 in [plaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2018 in [plaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 2],
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2019 in [plaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 3],
advocaat: mr. A. Elias te Oisterwijk,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 4], België, feitelijk verblijvende in Nederland,
advocaat: mr. L.M. Bakker te Rosmalen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1
Het verdere procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 26 februari 2025 en alle daarin genoemde stukken.
1.2
De kinderrechter heeft kennis genomen van de op 28 februari 2025 ingediende verzoeken van de moeder ten aanzien van de wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], het vaststellen van een contactregeling enten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op een school. Haar verzoek om deze verzoeken gelijktijdig te behandelen met deze zaak is door de kinderrechter afgewezen. De verzoeken van de moeder worden gezien als verzoeken in een nieuwe zaak, bekend onder het zaaknummer C/02/432692 FA RK 25-1161. De advocaat van de moeder is dienovereenkomstig bericht.
1.3
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 maart 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3].
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader. [minderjarige 3] woont bij de moeder.
2.3
[minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn onder toezicht gesteld van de GI. Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 23 juli 2024 is die maatregel voor het laatst verlengd met ingang van 16 augustus 2024 tot 16 augustus 2025.
2.4
Bij afzonderlijke beschikking van 23 juli 2024 van de kinderrechter van deze rechtbank is, onder wijziging van de beschikking van 15 december 2021, in het kader van de verdeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over de minderjarigen, voor zover hier nu van belang, het navolgende bepaald:
  • De ene week verblijven de minderjarigen van maandag na school tot woensdag voor school bij vader. De moeder haalt de kinderen woensdag van school en de minderjarigen verblijven daar tot en met zondag. De moeder brengt de minderjarigen de volgende dag (maandag) naar school.
  • De andere week verblijven de minderjarigen van maandag na school tot donderdag voor school bij de vader. Op donderdag haalt de moeder de minderjarigen van school en brengt zij deze vrijdag naar school. Op vrijdag haalt de vader de minderjarigen van school en blijven de minderjarigen bij hem tot en met zondag. De vader brengt de minderjarigen de volgende dag (maandag) naar school.
  • Gedurende de voorjaarsvakantie verblijven de minderjarigen in de even jaren bij de moeder. In de oneven jaren verblijven de minderjarigen bij de vader. Op vrijdagmiddag uit school worden de minderjarigen opgehaald door de ouder bij wie zij de vakantie doorbrengen. De minderjarigen verblijven bij deze ouder totdat zij weer naar school gaan. Er zal in deze vakantie geen vast videobelmoment plaatsvinden.
Voor de overige vakanties en feestdagen is eveneens een gedetailleerde verdeling bepaald.
2.5
Bij de in deze zaak gegeven beschikking van 26 februari 2025 heeft de kinderrechter, onder wijziging van de beschikking van 23 juli 2024 van de kinderrechter van deze rechtbank, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders bepaald dat, dat de vader en de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
voorlopig voor de duur van twee weken, tot 12 maart 2025, gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weken op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de overdracht plaatsvindt aan de slagboom van de camping waar de vader verblijft. De moeder brengt en haalt de minderjarigen. Wanneer de moeder merkt dat de vader alcohol gedronken heeft, neemt zij de minderjarigen weer mee terug. De behandeling van het resterende verzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling.

3.Het (resterende) verzoek

3.1
De GI verzoekt de kinderrechter:
1. Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen: de vader heeft in de even weken op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur contact met de minderjarigen, waarbij de overdracht plaatsvindt aan de slagboom van de camping alwaar de vader verblijft. De moeder brengt en haalt de minderjarigen. Wanneer de moeder merkt dat de vader gedronken heeft (naar de kinderrechter begrijpt: alcohol), neemt zij de minderjarigen weer mee terug.
2. de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
De kinderrechter begrijpt uit de toelichting van de GI tijdens de mondelinge behandeling dat de GI de verzochte verdeling van zorg- en opvoedingstaken, zoals hiervoor vermeld, verzoekt voor de duur van acht weken vanaf het moment vanaf 12 maart 2025.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter nadere onderbouwing van het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan.
De huidige situatie is dat de minderjarigen bij de moeder verblijven. Zij gaan op 8 maart 2025 voor het eerst weer naar de vader, conform de door de GI verzochte regeling. Gezien wordt dat de minderjarigen bij de moeder rust ervaren. Bij de moeder is iedere dag hulpverlening betrokken. Dit betreft zowel individuele hulpverlening voor de moeder vanuit Amarant FACT als hulpverlening vanuit [organisatie]. Ook is gezien dat de vader bezig is geweest om de moeder te benaderen, zowel via de minderjarigen als via de telefoon van zijn ex-partner. Dit gedrag komt de GI niet onbekend voor. De moeder heeft grote moeite met de afhankelijkheid van de vader. Zij maakt hierin wel stappen. De vader doet een fors beroep op de moeder ten aanzien van de opvoeding van de minderjarigen, terwijl de moeder ook haar eigen problematiek heeft.
De relatiebreuk van de vader met diens ex-partner heeft ervoor gezorgd dat er onrust is ontstaan. De spanning loopt voor hem hoog op. Dat die relatie van de vader beëindigd is, zorgt bij de minderjarigen voor onduidelijkheid. De ex-partner van de vader werd gezien als een stabiele opvoeder. De minderjarigen missen haar. Ook zijn er zorgen geuit door Veilig Thuis, die bij het gezin is betrokken.
De minderjarigen vinden op dit moment hun rust bij de moeder en die situatie moet tijdelijk behouden blijven. Op dit moment gaan de minderjarigen naar school in [plaats 5]. De moeder zorgt voor het halen en brengen. Wat een probleem vormt, is dat de vader niet in Nederland is ingeschreven, maar in België. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volgen zijn adres in België. Dit heeft tot gevolg dat de GI geen zorg kan inzetten. Het buitenregionaal inzetten van zorg is niet mogelijk.
Desgevraagd licht de GI toe dat de verzochte regeling in ieder geval voor acht weken moet gelden, gelet op de nog te bepalen mondelinge behandeling over de verzoeken van de moeder.

5.De standpunten van belanghebbenden en het advies van de Raad

5.1
Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat het nu goed met de minderjarigen gaat. Gezien wordt dat deze nu rust en stabiliteit ervaren. De minderjarigen hebben dagelijks telefonisch contact met de vader. Het blijft lastig voor hen hoe zij op de situatie moeten reageren. Ondanks de situatie hebben de ouders goed contact met elkaar. De moeder is blij dat de vader vertrouwen in haar heeft en dat hij haar zelf heeft gevraagd om hem te steunen. Een terugkerend patroon is echter dat de vader zijn inschrijving in Nederland niet geregeld krijgt. De vader blijft hiervoor uitstel vragen. Strikt genomen is het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader, wat maakt dat de moeder mogelijk niet voor de verschillende toeslagen in aanmerking komt, terwijl zij wel extra kosten moet maken.
Hoewel de moeder de vader de kans wil geven om een en ander te regelen, lijkt dit steeds niet van de grond te komen. Dat vormt een probleem.
In de visie van de moeder dient de zorgregeling, zoals door de GI is verzocht, voor langere tijd te blijven. De vader heeft op dit moment een strijd met zijn ex-partner. In die situatie zijn hulpverleningsinstanties betrokken. Wat de moeder over de zorgelijke situatie gehoord heeft, doet bij haar de alarmbellen afgaan. De ex-partner van de vader wordt door de GI gezien als een stabiele opvoeder. Dat zij juist zorgelijke signalen uit, zegt iets. Dit moet eerst worden uitgezocht. Daarnaast blijft alcohol een probleem en moest de vader per ambulance naar het ziekenhuis. Dit alles zorgt voor onrust. De moeder wil de vader geloven in zijn verhaal dat alles goed is, maar zij kan niet haar ogen sluiten voor de zorgen die de hulpverlening en die de betrokken instanties hebben. De moeder benadrukt dat zij niet tegen een contact tussen de minderjarigen en de vader is, maar dit moet wel goed gefaciliteerd en veilig zijn.
5.2
Door en namens de vader is, samengevat, naar voren gebracht dat het goed met hem gaat. Hij en zijn ex-partner zijn uit elkaar. Het zoontje uit die relatie woont bij de vader. Wel heeft de vader nog te maken met (telefonische) bedreigingen. Hij stelt niet te weten in welke zin hij de veiligheid van de minderjarigen kan waarborgen. De vader heeft nog voor het spoedverzoek zelf contact opgenomen met de moeder en heeft haar gevraagd om hem te helpen. Dat de vader per ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd, klopt. Dit had te maken met stressklachten. Dat de vader een alcoholprobleem heeft, betwist hij. Dit is een terugkerende beschuldiging. Hij heeft meermaals te kennen gegeven dit te willen bewijzen. Dat een inschrijving en het vinden van een woning in Nederland lastig is, beaamt de vader. Binnenkort heeft hij een woningbezichtiging in [plaats 5]. Hij hoopt dat het huis financieel haalbaar is.
Ten aanzien van de spoedbeslissing voert de vader aan dat deze moet worden herroepen. De vader is bereid om overal aan mee te werken en de communicatie tussen de ouders verloopt goed. De spoedbeslissing die is genomen zonder de ouders eerst te horen, is te vérstrekkend geweest. Het verzoek is een contact van één dag in de week, daar waar tussen de ouders eerder sprake was van een co-ouderschap. Bovendien speelt mee dat de GI, nog geen maand geleden, van plan was om de ondertoezichtstelling op te heffen. Kennelijk waren er toen geen zorgen over de situatie bij de vader en nu opeens wel. Daarnaast is het een gegeven dat de vader nog voor een ander kind zorgt. Als de situatie echt zo nijpend was geweest, was dit kind al bij hem weggehaald en was daar door instanties op ingegrepen.
De ouders staan op goede voet met elkaar. Zij hebben laten zien afspraken met elkaar te kunnen maken. Er was tussen hen geen discussie over de zorgregeling die zij uitvoerden. Dat de inschrijving van de vader in Nederland nog niet is geregeld
is een gegeven. De huizenmarkt is moeilijk. Ook moet de vader een scheidingsprocedure starten, nu er een kink in de kabel is gekomen in zijn huwelijk. Dat de vader van zijn ex-partner vervelende verwensingen te horen krijgt, moet ook in dat kader worden bezien. De vader beseft zich dat een zorgregeling waarbij de minderjarigen een week bij hem zijn niet haalbaar is. In zijn visie is het wel mogelijk om minimaal één lang weekend in de twee weken en in de andere week minimaal één dag contact met de minderjarigen te hebben.
5.3
De Raad adviseert de kinderrechter, samengevat, als volgt.
Voor de Raad is het lastig om te beoordelen wat het meest in het belang van de minderjarigen is. Enerzijds is duidelijkheid en rust voor hen bij de moeder nu goed. Anderzijds was er eerder wel sprake van co-ouderschap. Anders dan de vader ziet de Raad dat de spoedbeslissing op goede gronden is genomen. De Raad heeft onvoldoende gehoord om te adviseren om de spoedbeslissing op te heffen. Wat een passende zorgregeling moet zijn, daarover kan de Raad de kinderrechter niet adviseren. Hiervoor is simpelweg te veel onduidelijk.
Het belangrijkste is dat er wordt bekeken wat de minderjarigen hierin zelf kunnen dragen. Wel vindt de Raad het belangrijk dat er contact is tussen de vader en de minderjarigen.

6.De beoordeling

Spoedbeslissing
6.1
De kinderrechter overweegt allereerst dat haar niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden, die maken dat de spoedmachtiging zou moeten worden herroepen.
6.2
Vaststaat dat in de thuissituatie van de vader grote onrust is ontstaan, gelet op de relatiebreuk van de vader, zorgelijke signalen geuit door zijn ex-partner, de bedreigingen die vader ontvangt en zijn eerdere ziekenhuisopname per ambulance. Genoemde voorvallen, zoals ook in de spoedbeschikking zijn beschreven, zijn voldoende om de regeling betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met spoed en zonder het horen van belanghebbenden te wijzigen.
Wettelijk kader
6.3
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter gedurende de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedtaken wijzigen of vaststellen indien dat in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
6.4
Op grond van artikel 1:265g, tweede lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van onder meer de gecertificeerde instelling de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
6.5
De kinderrechter overweegt dat, gelet op het zich voorgedane in de thuissituatie van de vader, sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. Bovendien verbleven de minderjarigen al bij de moeder en werd er geen uitvoering gegeven aan de bepaling van de beschikking van deze rechtbank van 23 juli 2024. Dit brengt een wijziging van omstandigheden met zich mee. Daarom is de GI ontvankelijk in haar verzoek.
6.6
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat er weer moet worden toegewerkt naar de tussen partijen afgesproken co-ouderschapsregeling. De ouders zijn hierover, in het kader van de bodemprocedure, al met elkaar in overleg. De kinderrechter is het daar ook mee eens. Echter, de vraag is hoe dit vorm moet worden gegeven, gelet op de zorgen en de onduidelijkheden die er over de veiligheid zijn. Voor nu overweegt de kinderrechter als volgt.
6.7
De kinderrechter volgt de moeder in haar stelling dat zorgvuldig moet worden bekeken wat de zorgen op dit moment zijn en wat deze betekenen voor het contact tussen de vader en de minderjarigen. Hoewel de moeder de vader wil geloven op zijn woord dat het bij hem veilig is en dat hij de minderjarigen weer kan ontvangen, moeten de signalen over de zorgen bij de vader thuis, zoals deze zijn geuit door zijn ex-partner – die eerder door de GI als stabiele opvoeder werd gezien – serieus worden genomen. Bovendien staat niet ter discussie dat ook Veilig Thuis en de Belgische autoriteiten bij de situatie van de vader en diens ex-partner zijn betrokken. Evenmin staat ter discussie dat de minderjarigen bij de moeder nu rust ervaren. De kinderrechter acht dit voor nu het voornaamste. De minderjarigen hebben belang bij rust en stabiliteit. Die kunnen zij bij de moeder, ondanks haar eigen problematiek, vinden. De onrust bij de vader dient eerst af te nemen, voordat de minderjarigen op een veilige manier weer bij hem kunnen verblijven.
6.8
Naar het oordeel van de kinderrechter is er opheldering over de situatie van en de veiligheid bij de vader nodig, alvorens terug kan worden gegrepen op een co-ouderschapsregeling of een regeling zoals de vader deze voor ogen heeft. De kinderrechter hoopt dat de GI hier binnen een termijn van acht weken duidelijkheid over kan krijgen. Op dit moment acht de kinderrechter het te vérstrekkend om de contactregeling voor onbepaalde tijd te wijzigen. De kinderrechter wijst er in dit kader op dat partijen in de bodemprocedure verdere afspraken met elkaar kunnen maken en de GI haar visie op de dan huidige stand van zaken in die procedure ook kan inbrengen.
Tot slot
6.9
Zoals bij de mondelinge behandeling is besproken, is het de intentie van de kinderrechter om als behandelend rechter betrokken zijn bij de behandeling van de bodemprocedure tussen partijen, bekend onder zaaknummer C/02/432692 FA RK 25-1161. Ook is het de intentie van de kinderrechter om op korte termijn in die zaak een mondelinge behandeling te plannen. Op het moment van het afgeven van deze beschikking is niet duidelijk of die intentie daadwerkelijk gerealiseerd kan worden, ook gelet op de verhinderdata van de advocaten van de ouders. Het is de kinderrechter bekend dat de griffie van deze rechtbank met advocaten in overleg is over een zittingsdatum.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.1
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
6.11
Een en ander betekent dat de kinderrechter als volgt beslist.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van 23 juli 2024 van de kinderrechter
van deze rechtbank, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen
de ouders, dat de vader en de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur
van acht weken,
zijnde tot 7 mei 2025, gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de even weken op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de overdracht plaatsvindt
aan de slagboom van de camping waar de vader verblijft. De moeder brengt en haalt de
minderjarigen. Wanneer de moeder opmerkt dat de vader alcohol gedronken heeft, neemt zij
de minderjarigen weer mee terug;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2025 door mr. Bogaert, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.