ECLI:NL:RBZWB:2025:1349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432577 / JE RK 25-389
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen door de kinderrechter

Op 6 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI) had het verzoek tot verlenging van de machtiging ingediend, maar dit verzoek was te laat ingediend, waardoor de rechtbank niet in staat was om een mondelinge behandeling vóór de afloopdatum van de maatregel te plannen. De kinderrechter heeft daarom ambtshalve de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor een periode van twee weken, van 9 maart 2025 tot 23 maart 2025, om de tijd te geven voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI haar administratie niet op orde had, aangezien de afloopdatum van de maatregel niet tijdig was gesignaleerd. De kinderrechter heeft de GI erop gewezen dat zij in de toekomst moet zorgen voor tijdige indiening van verzoeken. De beslissing om de machtiging te verlengen is genomen in het belang van de minderjarigen, zodat zij de gelegenheid krijgen om hun mening te uiten tijdens de komende mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de verlenging onmiddellijk van kracht is, ondanks dat er nog een verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/432577 / JE RK 25-389
Datum uitspraak: 6 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN
JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 in [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 2] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. J. van Rooijen te Tilburg.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 februari 2025, ingekomen bij de griffie op 3 maart 2025;
- de telefoonnotitie van het gesprek van de griffier met mr. Van Rooijen van 5 maart 2025.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van 11 september 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 11 september 2023 tot 11 september 2024. Deze maatregel is nadien steeds verlengd.
2.3
Bij beschikking van 28 december 2023 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 28 december 2023 tot 28 april 2024. Deze maatregel is nadien verlengd.
2.4
Laatstelijk, bij beschikking van 9 december 2024 is de van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 11 september 2025. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 9 december 2024 tot 9 maart 2025.
2.5
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij [instelling] te [plaats 3].

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van vier maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1
Allereerst constateert de kinderrechter dat het verzoek niet tijdig door de GI is ingediend. Het verzoek is bij de griffie van de rechtbank ontvangen op maandag 3 maart 2025, terwijl de maatregel loopt tot zondag 9 maart 2025. Gelet daarop is het de rechtbank niet gelukt om deze zaak vóór de afloopdatum van de maatregel op een mondelinge behandeling te plannen.
4.2
Het bovenstaande maakt dat een ambtshalve verlenging van de maatregel noodzakelijk is, nu de zaak pas op de hierna in het dictum genoemde mondelinge behandeling kan worden gepland en behandeld. De advocaat van de vader is hiervan door de griffie van de rechtbank telefonisch op de hoogte gesteld. Hij verzet zich niet tegen een ambtshalve verlenging. De datum van de mondelinge behandeling is met de advocaat van vader afgestemd.
4.3
Vooralsnog lijkt, gezien de motivering van het verzoek, te zijn voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , gezien artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in samenhang gelezen met artikel 1:265c lid 2 BW.
4.4
Gelet hierop alsmede gelet op de afloopdatum van de maatregel, zal de kinderrechter deze - noodgedwongen - ter overbrugging ambtshalve verlengen voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 9 maart 2025 tot 23 maart 2025. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot de hierna in het dictum genoemde mondelinge behandeling.
4.5
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen, gelet op hun leeftijd, worden uitgenodigd om hun mening kenbaar te maken. Zij kunnen, als zij dat willen, met de kinderrechter komen praten. Hiervan hoeven zij geen gebruik te maken.
4.6
De kinderrechter wijst de GI nog op het volgende. Het is aan de GI om de werkprocessen zo te organiseren dat een dergelijk late indiening van het verzoek in de toekomst wordt voorkomen. De afloopdatum van de maatregel had door de GI eerder gesignaleerd moeten worden. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij haar administratie op orde heeft.
4.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 9 maart 2025 tot 23 maart 2025;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt de behandeling van deze zaak voor het overige aan en roept de GI, de moeder, de vader en zijn advocaat op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [tijd] uur, bij de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Tempel), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW, om op het verzoek te worden gehoord;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als een oproeping voor deze mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en de vader en zijn advocaat;
5.5
gelast de griffier om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te roepen voor een kindgesprek op een dag gelegen voor de mondelinge behandeling;
5.6
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.