ECLI:NL:RBZWB:2025:1368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432038 / JE RK 25-290
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige], geboren in 2019. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuid-West Nederland, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [minderjarige] door de spanningen tussen de ouders. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar kunnen momenteel niet constructief samenwerken in de opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de agressieve en onveilige situatie tussen de ouders, en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader tot nu toe niet heeft geleid tot verbetering. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 7 maart 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulpverlening direct kan worden ingezet, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/432038 / JE RK 25-290
Datum uitspraak: 7 maart 2025
Beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUID-WEST NEDERLAND,gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. V.J.C. Pieters te Goes,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad van 18 februari 2025 met bijlagen, ontvangen op 18 februari 2025;
- de stelbrief van mr. Pieters van 27 februari 2025;
- de definitieve Raadsrapportage van 28 februari 2025, ontvangen op 3 maart 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Hij heeft last van de vele spanningen tussen de ouders en is getuige geweest van de forse boosheid, frustraties en agressie van de vader richting de moeder. De situatie van [minderjarige] is extra kwetsbaar doordat beide ouders zijn belast met psychische problematiek. Het lukt de ouders momenteel niet om de opvoeding van [minderjarige] samen vorm te geven nu zij er niet in slagen constructief met elkaar te communiceren, samen te werken en afspraken over [minderjarige] te maken. De ouders hebben nog onvoldoende kunnen profiteren van de tot op heden ingezette hulpverlening. Zowel het UHA-traject als de regievoering in het vrijwillig kader zijn gestagneerd. De vader lijkt zich bovendien onvoldoende doordrongen van de noodzaak om te werken aan zijn emotie- en agressieregulatie problematiek. Daarom is regievoering in het gedwongen kader nodig om ervoor te zorgen dat de benodigde hulpverlening wordt ingezet en afgerond en de belangen van [minderjarige] te behartigen. Binnen het gedwongen kader kan voorts worden onderzocht hoe het contact tussen [minderjarige] en de vader verder moet worden ingevuld. Nu de hulpverlening nog moet worden opgestart en de problemen tussen de ouders al enige tijd spelen en er dus tijd nodig is om de bestaande patronen te doorbreken en het vertrouwen in elkaar te herstellen, dient de ondertoezichtstelling te worden verleend voor de duur van twaalf maanden.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Deze maatregel vindt de moeder nodig, omdat de tot op heden ingezette hulpverlening niet is geslaagd. De moeder vindt het erg belangrijk dat [minderjarige] in een goede omgeving opgroeit en de ouders de opvoeding samen vorm kunnen geven. Dat lukt de ouders momenteel nog niet. De moeder betwijfelt of de vader hierin met de inzet van hulpverlening stappen zal kunnen zetten, maar zij wil hem wel een kans geven. Verder is de moeder het niet eens met een aantal punten in het Raadsrapport. Ten eerste zijn ouders niet gehuwd geweest, maar zijn zij een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan. De moeder heeft ook moeite met de uitlatingen van de heer [naam] van [hulpverlening] over dat zij handelingsverlegen zou zijn, terwijl zij de afgelopen tijd juist alle hulpverlening heeft aanvaard, heel hard aan zichzelf heeft gewerkt, IPT positief heeft afgerond, steeds actief hulp zoekt en contact heeft met de Praktijkondersteuner van de huisarts en het GIA-team. De casusregister bevestigt dat. De moeder vindt het voorts onjuist dat wordt gesteld dat het deels terecht is dat zij angstig overkomt. Daarmee wordt de indruk gewekt dat de angst van de moeder deels ook onterecht is, terwijl in het rapport uitgebreid wordt gesproken over de vele zorgen over de boosheid van de vader en alle gebeurtenissen waarbij sprake was van boos en agressief gedrag vanuit de vader, en waarbij de politie betrokken was, in het rapport zijn opgesomd. Tot slot wil de moeder opmerken dat de zorgen die de school over [minderjarige] heeft vermeld, achterhaald zijn, nu het inmiddels al een stuk beter met [minderjarige] gaat. Dat is in het recente oudergesprek bevestigd.
4.3.
De vader kan niet instemmen met het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Hij wil graag een goede vader zijn voor [minderjarige] en vindt dat deze maatregel doet vermoeden dat hij dat niet is. Daarbij komt dat de vader de hulpverlening tot op heden steeds heeft aanvaard en goed heeft ingevuld. De ouders komen er samen echter nog steeds niet uit. Dat komt volgens de vader mede doordat de scheiding nog steeds niet is afgerond. Verder benoemt de vader dat [minderjarige] momenteel al in een goede omgeving opgroeit. Wanneer [minderjarige] bij de vader is, slaapt [minderjarige] altijd bij de grootouders vaderszijde, conform de afspraak. Dat is een hele goede omgeving voor [minderjarige] , waarin het hem aan niets ontbreekt. De vader wil uiteraard graag dat [minderjarige] straks ook bij hem thuis kan overnachten. Mocht het verzoek worden toegewezen, zal de vader zijn medewerking aan de ondertoezichtstelling verlenen.
4.4.
De GI vindt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] passend. Ondanks dat ouders in het vrijwillig kader al stappen hebben gezet, zal regievoering in het gedwongen kader heel helpend kunnen zijn als extra hulp en ondersteuning, zeker nu de scheiding nog niet rond is en de zorgregeling nog niet vaststaat. Op die manier kan er hulpverlening worden ingezet en gemonitord en worden de belangen van [minderjarige] behartigd. De GI is bereid de ondertoezichtstelling uit te voeren. Er geldt momenteel wel een wachtlijst, waardoor er niet direct een vaste jeugdbeschermer bij de ouders betrokken raakt, maar de eerste stappen door het instroomteam zullen worden verricht.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
- de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
- de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen van de GI voor de verzochte duur van een jaar, met ingang van 7 maart 2025 en tot 7 maart 2026. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft in zijn jonge leven al veel meegemaakt. Zo wordt [minderjarige] al lange tijd belast met de grote spanningen tussen de ouders en is [minderjarige] getuige geweest van de forse boosheid, agressie en bedreigingen van de vader richting de moeder. Dit is erg zorgelijk en kan er onder meer toe leiden dat [minderjarige] emotionele problemen gaat ervaren doordat zijn vertrouwen in zichzelf en zijn omgeving beschadigt. Daarnaast lukt het de ouders niet om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, samen te werken en afspraken te maken over [minderjarige] . Beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij er tot op heden niet in slagen om de opvoeding en verzorging van [minderjarige] samen vorm te geven, en dat zij dit graag anders zouden willen. De kinderrechter stelt dan ook vast dat de ouders weliswaar bereid zijn, maar momenteel onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] onder eigen verantwoordelijkheid te doen afnemen. Ook de inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader heeft tot op heden immers niet tot een verbetering van de situatie geleid en zowel het ingezette UHA-traject als de casusregie zijn inmiddels gestagneerd. Daarom is naar het oordeel van de kinderrechter strakke regievoering in het gedwongen kader nodig om ervoor te zorgen dat er passende hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] wordt ingezet, deze hulpverlening wordt gemonitord en de belangen van [minderjarige] steeds worden behartigd. Nu daar de komende tijd nog veel stappen in moeten worden gezet, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling toewijzen voor de verzochte duur van twaalf maanden.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland voor de duur van een jaar, met ingang van 7 maart 2025 en tot 7 maart 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 10 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.