ECLI:NL:RBZWB:2025:1376

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
11318393 CV EXPL 24-3131 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde in verband met huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Alwel en Credis Inkomens- en Vermogensbeheer B.V. Q.Q. De eisende partij, Alwel, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een aanzienlijke huurachterstand van meer dan zestien maanden. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan op 12 april 2023 en eindigde op 9 februari 2024, waarna Alwel opnieuw een huurovereenkomst met de gedaagde partij is aangegaan. Gedurende deze periode zijn er meldingen van overlast gemaakt, maar de kantonrechter oordeelde dat deze onvoldoende waren aangetoond. De bewindvoerder van de gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de gedaagde nooit bericht had ontvangen van de gemeentelijke schuldhulpverlening en dat hij zelf hulp had gezocht. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormde, wat ontbinding rechtvaardigde. De vorderingen van Alwel werden grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van huurpenningen en schadevergoeding. De kantonrechter benadrukte dat Alwel niet verplicht was om het vonnis tot ontruiming te effectueren en dat een betalingsregeling mogelijk was.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11318393 \ CV EXPL 24-3131
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
STICHTING ALWEL,
te Roosendaal,
eisende partij,
hierna te noemen: Alwel,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
CREDIS INKOMENS- EN VERMOGENSBEHEER B.V. Q.Q.,
te Sommelsdijk,
in diens hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna respectievelijk te noemen: de bewindvoerder/ [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. I. Stolting.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 december 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • een overzicht van de actuele huurachterstand, ingekomen ter griffie op 15 januari 2025;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 24 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Alwel heeft met ingang van 12 april 2023 de woning, gelegen aan [adres 1] te [plaats] , verhuurd aan [gedaagde] . Deze huurovereenkomst is per 9 februari 2024 geëindigd door opzegging door [gedaagde] . Aan het einde van de huurovereenkomst was er sprake van een huurachterstand.
2.2.
Vervolgens heeft Alwel met ingang van 6 september 2023 de woning, gelegen aan [adres 2] te [plaats] (hierna: het gehuurde), verhuurd aan [gedaagde] . Ook hier is een huurachterstand ontstaan.
2.3.
In de periode december 2023 tot en met april 2024 zijn er diverse (geluids)overlastmeldingen over [gedaagde] binnengekomen bij Alwel.
2.4.
[gedaagde] is bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Bergen op Zoom, van 12 april 2024, onder bewind gesteld.

3.Het geschil

3.1.
Alwel vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat:
per de datum van het te wijzen vonnis zal worden ontbonden de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde te [plaats] aan [adres 2] ;
[gedaagde] zal worden veroordeeld, om:
a. het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken – voor zover die niet het eigendom van Alwel zijn – te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden en onder overgave der sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking van Alwel te stellen;
b. aan Alwel te voldoen een bedrag van € 9.243,58 (€ 8.424,94 aan hoofdsom, € 584,55 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 234,09 aan verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 8.424,94, gerekend vanaf 7 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening;
c. aan Alwel te voldoen een bedrag van € 542,00 per maand, zijnde de maandelijks door [gedaagde] aan Alwel verschuldigde huurpenningen, te rekenen vanaf 1 september 2024 tot aan het tijdstip dat de huurovereenkomst wordt ontbonden, alsmede de wettelijke rente over die bedragen en onder voorbehoud van wettelijk toegestane huurverhogingen;
d. aan Alwel te voldoen ter zake van gebruiksvergoeding/schadevergoeding wegens huurderving een bedrag van € 542,00 per maand voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke zal blijven het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Alwel te stellen, zulks ingaande op het tijdstip waarop de huurovereenkomst wordt ontbonden, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen tot de dag van de algehele voldoening, waarbij voormelde gebruikersvergoeding/schadevergoeding telkens per 1 juli van elk kalenderjaar verhoogd mag worden met een percentage gelijk aan het percentage dat Alwel bij een normale instandhouding van de huurovereenkomst van overheidswege had mogen doorvoeren;
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van dit geding.
3.2.
Alwel legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan en door overlast te veroorzaken. Alwel stelt dat de tekortkomingen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigen.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Alwel, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Alwel, met veroordeling van Alwel in de kosten van deze procedure.
Samengevat voert de bewindvoerder aan dat er teveel tijd zat tussen de melding van Alwel op 21 september 2023 bij de gemeente over de schulden van [gedaagde] en het moment van dagvaarden. Volgens de bewindvoerder heeft [gedaagde] nooit enig bericht van de gemeentelijke schuldhulpverlening ontvangen en is hij uiteindelijk zelf op zoek gegaan naar hulp. Hij is uitgekomen bij zijn huidige bewindvoerder. Inmiddels is er een aanvraag Schuldhulpverlening ingediend. Door de bewindvoerder wordt niet betwist dat er sprake is van een betalingsachterstand. Deze betalingsachterstand zal echter worden meegenomen in het schuldhulpverleningstraject. Vanaf augustus 2024 wordt de lopende huur betaald door de bewindvoerder. De bewindvoerder betwist dat [gedaagde] overlast veroorzaakt. [gedaagde] herkent zich niet in de aantijgingen. De meldingen zijn vaak gedaan op tijdstippen dat [gedaagde] aan het werk was.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bewind
4.1.
Alwel heeft de bewindvoerder over het vermogen van [gedaagde] gedagvaard. Tijdens het bewind komen het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen toe aan de bewindvoerder, met inachtneming van de in de wet vermelde voorwaarden (artikel 1:438 lid 1 en 2 BW). Op grond van artikel 1:441 lid 1 BW geldt tijdens het bewind dat de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt. Uit deze artikelen vloeit voort dat Credis Inkomens- en Vermogensbeheer B.V. Q.Q., in haar hoedanigheid van bewindvoerder ter zake het onder bewind staande vermogen optreedt als formele procespartij ten behoeve van [gedaagde] .
De huurachterstand
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de huurachterstand tot en met januari 2025 ruim zestien maanden (oftewel € 8.550,09) bedraagt. Dit betekent dat de kantonrechter dit bedrag zal toewijzen. Daarnaast zal ook de door Alwel gevorderde wettelijke rente (€ 234,09 aan verschenen rente en de wettelijke rente over € 8.424,94 vanaf 7 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening) als niet, dan wel onvoldoende betwist, worden toegewezen.
4.3.
Hoewel het een goede ontwikkeling is dat [gedaagde] zelf om hulp heeft gevraagd, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] hier te lang mee heeft gewacht. Daar komt bij dat ook tijdens het bewind de huurachterstand verder is opgelopen. Ook lijkt [gedaagde] op dit moment (nog) geen stabiele inkomsten te hebben, zodat het risico bestaat dat ook in de toekomst de huurschuld verder zal oplopen. De huurachterstand is aan te merken als een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst.
4.4.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van de bewindvoerder over de gemeentelijke schuldhulpverlening. Alwel is op grond van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening verplicht een melding te doen en heeft deze melding ook gedaan. Weliswaar had Alwel eerst [gedaagde] op de hoogte moeten brengen voordat zij de melding deed, maar dat doet niet af aan het feit dat de melding sowieso had moeten worden gedaan. Voor wat betreft de tijd tussen de melding en de dagvaarding, is door Alwel tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij geduld tracht te hebben met haar huurders door hen een termijn te gunnen om alsnog de huurachterstand in te lopen. De kantonrechter is van oordeel dat Alwel op de juiste wijze heeft gehandeld.
Overlast
4.5.
De kantonrechter volgt Alwel niet op het punt van de gestelde overlast. Het door Alwel overgelegde logboek bevat meldingen die zijn gedaan in de periode december 2023 tot en met april 2024. Indien meldingen afkomstig zijn van verschillende buurtbewoners kan eerder worden vastgesteld dat er sprake is van een overlastsituatie, dan in het geval dat de meldingen afkomstig zijn van slechts één of twee buurtbewoner(s). Aangezien uit het door Alwel overgelegde logboek niet kan worden herleid hoeveel buurtbewoners een melding hebben gedaan, is het de vraag in hoeverre de meldingen een reëel beeld schetsen van de destijds ervaren overlast. Daarnaast zijn de betreffende meldingen door de bewindvoerder gemotiveerd betwist. Verder is tijdens de mondelinge behandeling door Alwel verklaard dat er ná april 2024 geen meldingen meer zijn geregistreerd. De kantonrechter begrijpt daaruit dat er ná april 2024 dus in ieder geval geen sprake (meer) is geweest van overlast.
De conclusie is dat Alwel onvoldoende heeft aangetoond dat [gedaagde] , door het veroorzaken van overlast, tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, zodat de huurovereenkomst daarom niet op deze grond kan worden ontbonden.
Is ontbinding van de huurovereenkomst wel gerechtvaardigd wegens de huurachterstand?
4.6.
Vooropgesteld wordt dat volgens artikel 6:265 lid 1 BW elk tekortschieten in de nakoming van (onder meer) een verplichting uit een overeenkomst de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of deels te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding en haar gevolgen niet rechtvaardigt. Anders gezegd: vormt de huurachterstand een zodanige tekortkoming dat ontbinding van de huurovereenkomst tussen Alwel en de bewindvoerder/ [gedaagde] gerechtvaardigd is? De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is en licht dat als volgt toe.
4.7.
Uiteraard heeft [gedaagde] er belang bij dat hij in zijn huurwoning kan blijven wonen. Daar staat tegenover dat Alwel nu te maken heeft met een huurder die een grote huurachterstand heeft laten ontstaan. De kantonrechter vindt dat het belang van Alwel in dit geval zwaarder weegt. In de rechtspraak is namelijk bepaald dat een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst in beginsel wordt toegewezen, indien de huurachterstand drie of meer maanden bedraagt. In dit geval gaat het om een huurachterstand van ruim zestien maanden. Daarbij kan van Alwel niet worden verlangd dat zij de huidige onzekere situatie laat voortduren in afwachting van de uitkomsten van het schuldhulpverleningstraject.
4.8.
Aangezien de kantonrechter zal overgaan tot het toewijzen van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde, zullen ook de door Alwel gevorderde huurpenningen (€ 542,00 per maand), te rekenen vanaf 1 februari 2025 tot aan het tijdstip dat de huurovereenkomst wordt ontbonden, worden toegewezen. Indien de bewindvoerder deze huurpenningen niet (volledig) of te laat betaalt, is hij daarover wettelijke rente verschuldigd, vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening.
4.9.
Daarnaast zal de kantonrechter de bewindvoerder veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding/schadevergoeding van € 542,00 per maand voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] , vanaf het moment van ontbinding van de huurovereenkomst, in gebreke zal blijven het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Alwel te stellen. Indien de bewindvoerder de voornoemde gebruiksvergoeding/ schadevergoeding niet of te laat betaalt, zal daarover wettelijke rente verschuldigd zijn vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening.
4.10.
De kantonrechter wijst de bewindvoerder erop dat Alwel niet verplicht is van het vonnis tot ontruiming van het gehuurde gebruik te maken. Een goede betalingsregeling, die stipt wordt nagekomen, en tijdige betaling van de lopende huur leiden er vaak toe dat het niet tot een ontruiming van het gehuurde komt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Alwel laten weten eventueel open te staan voor het maken van nadere afspraken. Voor het treffen van een betalingsregeling dient de bewindvoerder contact op te nemen met (de gemachtigde van) Alwel, omdat de wet de kantonrechter niet de mogelijkheid biedt om bij vonnis een betalingsregeling op te leggen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Alwel vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is gelijk aan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt een vergoeding van € 584,55 toegewezen.
4.12.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Alwel worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.474,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde te [plaats] aan [adres 2] ,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder/ [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken – voor zover die niet het eigendom van Alwel zijn – te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden en onder overgave der sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking van Alwel te stellen,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Alwel te voldoen een bedrag van € 9.368,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 8.424,94, gerekend vanaf 7 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Alwel te voldoen een bedrag van € 542,00 per maand, zijnde de maandelijks door de bewindvoerder aan Alwel verschuldigde huurpenningen, te rekenen vanaf 1 februari 2025 tot aan het tijdstip dat de huurovereenkomst wordt ontbonden, alsmede de wettelijke rente over die bedragen (vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening) en onder voorbehoud van wettelijk toegestane huurverhogingen;
5.5.
veroordeelt de bewindvoerder om aan Alwel te voldoen ter zake van gebruiksvergoeding/schadevergoeding wegens huurderving een bedrag van € 542,00 per maand voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke zal blijven het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Alwel te stellen, zulks ingaande op het tijdstip waarop de huurovereenkomst wordt ontbonden, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen, vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van de algehele voldoening, waarbij voormelde gebruikersvergoeding/schadevergoeding telkens per 1 juli van elk kalenderjaar verhoogd mag worden met een percentage gelijk aan het percentage dat Alwel bij een normale instandhouding van de huurovereenkomst van overheidswege had mogen doorvoeren,
5.6.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 1.474,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.