ECLI:NL:RBZWB:2025:1394
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Van der Lende-Mulder Smit
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand met belangen van minderjarige zoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eisende partij, Stichting Woongoed Zeeuws-Vlaanderen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een woning, omdat de gedaagde partij, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, in gebreke was gebleven met het betalen van de huur. De huurachterstand was op het moment van dagvaarding opgelopen tot € 2.408,56, en tijdens de mondelinge behandeling was dit bedrag gedaald naar € 1.638,41. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, ondanks het feit dat de gedaagde een minderjarige zoon heeft, wiens belangen ook in overweging zijn genomen. De kantonrechter oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor een stabiele woonsituatie primair bij de gedaagde ligt en dat de belangen van de minderjarige niet in de weg staan van de ontbinding. De kantonrechter heeft de vordering van Woongoed toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.