ECLI:NL:RBZWB:2025:1394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
11308443 CV EXPL 24-3162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand met belangen van minderjarige zoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eisende partij, Stichting Woongoed Zeeuws-Vlaanderen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een woning, omdat de gedaagde partij, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, in gebreke was gebleven met het betalen van de huur. De huurachterstand was op het moment van dagvaarding opgelopen tot € 2.408,56, en tijdens de mondelinge behandeling was dit bedrag gedaald naar € 1.638,41. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, ondanks het feit dat de gedaagde een minderjarige zoon heeft, wiens belangen ook in overweging zijn genomen. De kantonrechter oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor een stabiele woonsituatie primair bij de gedaagde ligt en dat de belangen van de minderjarige niet in de weg staan van de ontbinding. De kantonrechter heeft de vordering van Woongoed toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11308443 \ CV EXPL 24-3162
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
STICHTING WOONGOED ZEEUWS-VLAANDEREN,
te Terneuzen,
eisende partij,
hierna te noemen: Woongoed,
gemachtigde: [gemachtigde] c.s. gerechtsdeurwaarders,
tegen
[de bewindvoerder] B.V., IN DIENS HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE (TOEKOMSTIGE) GOEDEREN [gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 december 2024 en de daarin genoemde stukken,
- het e-mailbericht van 21 januari 2025 van Woongoed met de actuele huurachterstand,
- de mondelinge behandeling van 30 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde). Mevrouw [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ) woont samen met haar achtjarige zoon in het gehuurde.
De maandelijks, bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs bedraagt ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding € 609,76.
2.2.
De goederen van [gedaagde] zijn in 2021 onder bewind gesteld. De bewindvoerder heeft het bewind in juni 2024 overgenomen van de vorige bewindvoerder.
2.3.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding, op 10 september 2024, is er sprake van een huurachterstand van € 2.408,56. Op het moment van de mondelinge behandeling wordt de lopende huur maandelijks voldaan en is er sprake van een huurachterstand van € 1.638,41. Op de huurachterstand wordt maandelijks € 100,00 afgelost.

3.Het geschil

3.1.
Woongoed vordert - samengevat en na vermindering van eis ter zitting - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te ontbinden,
de bewindvoerder te veroordelen om met de haren en het hare het gehuurde te ontruimen binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis en het gehuurde onder afgifte van sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woongoed te stellen,
de bewindvoerder te veroordelen om € 2.408,56 te betalen aan Woongoed,
de bewindvoerder te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Woongoed legt aan de vordering ten grondslag dat de bewindvoerder tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurtermijnen niet (tijdig) te voldoen. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
3.3.
De bewindvoerder erkent dat er sprake is van een huurachterstand, maar betwist dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Woongoed heeft in haar vordering ten onrechte niet meegenomen dat [gedaagde] de zorg draagt voor haar minderjarige zoon, die een zwaarwegend belang heeft bij het behoud van de woonruimte.
Daarnaast is de bewindvoerder bezig de financiële situatie te stabiliseren en te verbeteren. De eerdere problemen zijn mede ontstaan doordat [gedaagde] werkte als zzp’er. Dat heeft geleid tot een instabiele financiële situatie. Momenteel beschikt ze over een inkomen op bijstandsniveau. Het behoud van de huurwoning is essentieel om stabiliteit in haar leven te houden. Gelet op deze omstandigheden doet de bewindvoerder (mede) een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De huurachterstand
4.1.
De kantonrechter overweegt dat de vordering tot betaling van de achterstallige huur van € 1.638,41 zal worden toegewezen. Partijen zijn het erover eens dat dit de omvang is van de huurachterstand tot en met januari 2025.
De ontbinding van de huurovereenkomst
4.2.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling van deze vordering voorop dat bij een huurovereenkomst, net als bij andere overeenkomsten, geldt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding (en de daaraan gekoppelde ontruiming van het gehuurde) gerechtvaardigd is, zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Beoordeeld moet worden of de tekortkoming, gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de huurovereenkomst te ontbinden (HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij die beoordeling moet de kantonrechter in de eerste plaats ook het belang van de eventueel in het gehuurde woonachtige minderjarige kinderen betrekken. Dat volgt uit artikel 3 Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (hier: IVRK). De belangen van de kinderen spelen een grote rol bij de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is. Een vordering tot ontruiming kan bijvoorbeeld niet worden toegewezen als de ontruiming tot een acute noodtoestand voor de kinderen zou leiden.
4.3.
De kantonrechter merkt over het beroep van de bewindvoerder op de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW, op dat uit voornoemd arrest van de Hoge Raad volgt dat de tenzij-clausule van artikel 6:265 lid 1 BW is gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid. Een expliciet beroep op de redelijkheid en billijkheid zal daarom niet tot een ander oordeel laten. De kantonrechter gaat hier verder aan voorbij.
4.4.
Hoewel de huurachterstand op dit moment net geen drie maanden bedraagt, oordeelt de kantonrechter dat ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd. Woongoed heeft op de mondelinge behandeling onweersproken verklaard dat er gedurende de looptijd van de huurovereenkomst herhaaldelijk betalingsproblemen zijn geweest. In 2024 is opnieuw een huurachterstand ontstaan.
4.5.
[gedaagde] heeft in het verleden als zzp’er gewerkt. Dit heeft geleid tot een instabiele financiële situatie. Er is een schuldenlast ontstaan van circa € 30.000,00. [gedaagde] heeft nu een inkomen op bijstandsniveau. Er is dus sprake van een problematische financiële situatie. Deels is die ontstaan terwijl er al een bewind was ingesteld. De toenmalige bewindvoerder heeft, mogelijk mede door het instabiele inkomen van [gedaagde] en haar daarbij niet passende uitgavenpatroon, het oplopen van de schulden niet kunnen voorkomen. [gedaagde] ziet nu in dat het anders moet en de huidige bewindvoerder zet zich ervoor in een oplossing te vinden voor de schuldenlast. Of en op welke termijn dit gaat lukken is op dit moment onzeker. Deze financiële onzekerheid en het ontbreken van een solide financiële situatie moeten voor risico van de bewindvoerder/ [gedaagde] blijven. Het belang van Woongoed bij ontbinding van de huurovereenkomst weegt onder deze omstandigheden in beginsel zwaarder dan het huurdersbelang van de bewindvoerder/ [gedaagde] .
4.6.
In beginsel, want de kantonrechter weegt ook het belang van de zoon van [gedaagde] . Dat hij belang heeft bij het behoud van de woning staat vast. Dit neemt echter niet weg dat het primair de verantwoordelijkheid van [gedaagde] is om voor een stabiele woonsituatie te zorgen en deze te behouden. Bovendien heeft de bewindvoerder verklaard dat de vader eveneens in de zorg voorziet en er een goede omgangsregeling bestaat. Hierdoor is er geen sprake van een acute noodsituatie bij een ontruiming van het gehuurde. Het belang van de zoon van [gedaagde] staat de ontbinding van de huurovereenkomst daarom niet in de weg.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Woongoed toegezegd bereid te zijn de ontruiming van het gehuurde onder bepaalde voorwaarden uit te stellen. Die voorwaarden zijn in ieder geval nakoming van de betalingsregeling en betaling van de lopende huur. Zolang de bewindvoerder zich houdt aan die voorwaarden zal Woongoed niet tot ontruiming overgaan. Een vonnis, waarbij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt uitgesproken dient voor Woongoed enkel als stok achter de deur. De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij van goede wil is om de achterstand af te lossen en [gedaagde] graag in het gehuurde wil blijven wonen.
4.8.
De kantonrechter stelt vast dat Woongoed heeft toegezegd niet tot ontruiming over te gaan als de bewindvoerder zich aan de voorwaarden blijft houden. De kantonrechter gaat ervan uit dat Woongoed zich aan deze toezegging zal houden.
4.9.
De gevorderde huur-/schadevergoeding is niet afzonderlijk weersproken. Deze zal worden toegewezen met ingang van 1 februari 2025.
De proceskosten
4.10.
Bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woongoed worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.227,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van € 1.638,41 aan Woongoed,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder met ingang van 1 februari 2025 tot betaling van € 609,76 per maand als huur, dan wel schadevergoeding tot aan het moment dat het gehuurde is ontruimd,
5.4.
veroordeelt bewindvoerder in de proceskosten van € 1.227,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.