ECLI:NL:RBZWB:2025:1437

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
02/122523-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet en bedreiging van politieagenten

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 april 2024 meerdere verkeersdelicten heeft gepleegd. De verdachte reed roekeloos en te hard, negeerde verkeerslichten en reed zonder geldig rijbewijs en onder invloed van alcohol. Daarnaast bedreigde hij twee politieagenten tijdens zijn vlucht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor een van de ten laste gelegde feiten, maar ontvankelijk voor de overige feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van artikel 5a van de Wegenverkeerswet en bedreiging van politieagenten. De verdachte heeft gedeeltelijk bekend, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij onder invloed van alcohol reed. De rechtbank legde een taakstraf van 60 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 182 dagen. De rechtbank benadrukte de ernst van de verkeersdelicten en de bedreiging van de politie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/122523-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. M.V. de Nooijer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Poirters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 2 april 2024
feit 1: roekeloos te hard en door rood heeft gereden zonder geldig rijbewijs en onder invloed van alcohol;
feit 2:zonder geldig rijbewijs heeft gereden;
feit 3:twee politieagenten heeft bedreigd;
feit 4: heeft gereden op een motorfiets met een valse kentekenplaat.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) schrijft voor dat behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, niemand andermaal kan worden vervolgd wegens een feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter onherroepelijk is beslist. Op grond van artikel 74 lid 1 Sr wordt een voldane transactie wegens een strafbaar gesteld feit gelijkgesteld met een onherroepelijke veroordeling ter zake. Dat geldt ook voor de onherroepelijke strafbeschikking. Gelet hierop kan iemand niet terechtstaan voor hetzelfde feit als waarvoor hij eerder een transactie of strafbeschikking kreeg.
Nu is gebleken dat verdachte reeds op 24 april 2024 voor het onder 2 ten laste gelegde feit een strafbeschikking heeft opgelegd gekregen en deze is geëxecuteerd, dient de officier van justitie ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dat is anders ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit, nu verdachte tegen deze strafbeschikking op 19 juli 2024 verzet heeft ingesteld. Nu die zaak nog niet onherroepelijk is, is ook geen sprake van schending van het ne bis in idem-beginsel.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de officier van justitie voor feit 2 niet-ontvankelijk is en voor de feiten 1, 3 en 4 ontvankelijk is in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu uit het dossier niet blijkt dat door de verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Ook kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte heeft gereden na het gebruik van alcoholische drank. De verdediging verzoekt verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit vrij te spreken. Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1
Verdachte heeft ter zitting van 28 februari 2025 bekend dat hij de in de tenlastelegging genoemde verkeersgedragingen, met uitzondering van het rijden onder invloed van alcohol, heeft begaan. De rechtbank overweegt dat de enkele verklaring van verdachte dat hij twee bier heeft gedronken, niet voldoende is om te kunnen vaststellen dat verdachte een voertuig heeft bestuurd terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Dat maakt dat de rechtbank verdachte partieel vrij zal spreken van dat onderdeel uit de tenlastelegging. Hetzelfde geldt voor het onderdeel ‘na gebruik van alcoholische drank’, temeer omdat dit in de tenlastelegging is opgenomen als onderdeel van de gedragingen die tot de kwalificatie van artikel 5a WVW zouden moeten leiden. Weliswaar kan op basis van de verklaring van verdachte worden vastgesteld dat hij enige alcoholische drank heeft genuttigd, maar niet kan worden vastgesteld dat dit heeft bijgedragen aan het gevaarlijke rijgedrag.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de overige verkeersgedragingen te kwalificeren zijn als een overtreding van artikel 5a WVW. Daartoe moet de rechtbank beoordelen of verdachte met het begaan van deze verkeersgedragingen (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
( a)
Schending van de verkeersregels
De rechtbank stelt vast dat verdachte meerdere verkeersregels heeft overtreden. Hij heeft meerdere keren met een veel hogere snelheid dan toegestaan gereden, waarbij hij over kruisingen en door rode verkeerslichten is gereden, rechts en links heeft ingehaald en op een fietspad heeft gereden.
( b)
In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de verkeersregels in ernstige mate geschonden.
( c)
Opzettelijk
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van verdachte zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van opzet; verdachte heeft immers verklaard dat hij al deze verkeersgedragingen pleegde omdat hij probeerde te ontkomen aan de politie en daardoor op de vlucht sloeg.
( d)
Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
De rechtbank is van oordeel dat door de gedragingen van verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was en dit ook voorzienbaar was. Verdachte heeft in het donker, terwijl hij geen (achter)licht voerde en te hard gereden, reed door rood en heeft zowel links als rechts personenauto’s ingehaald. Daarnaast heeft hij honderden meters over het fietspad gereden, waardoor een voetganger zich haastig uit de voeten moest maken en zich in de struiken verschanste om niet aangereden te worden. De rechtbank is van oordeel dat door deze verkeersgedragingen gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 5a WVW.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 2 april 2024 in de gemeente
nVlissingen en Middelburg en Veere, als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Paul Krugerstraat en de Scheldestraat en de Willem Ruysstraat en de President Rooseveltlaan en de Nieuwe Vlissingseweg en de Poelendaeleweg en de Koudekerkseweg en de Middelburgsestraat en de Duinstraat en de Strandweg en de Zwaanweg en de Bachlaan en de Burgemeester van Woelderenlaan en de Badhuisstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door – terwijl hij, verdachte, niet beschikte over een rijbewijs van de juiste categorie – meermalen, met (zeer) hoge snelheden te rijden, in elk geval met snelheden die hoger lagen dan de wettelijk toegestane maximum snelheden, en hierbij over meer kruisingen te rijden en door meer rode verkeerslichten te rijden en rechts en links in te halen en op een fietspad te rijden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
feit 3
op 2 april 2024 te Middelburg [naam 1] , agent van politie en [naam 2] , hoofdagent, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 1] en [naam 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik neem de volgende keer een AK mee" en "Ik zal voor meer bloed zorgen" waarbij hij, verdachte, schietbewegingen maakte met zijn handen;
feit 4
op 2 april 2024 in de gemeente
nVlissingen en Middelburg en Veere als bestuurder van een motorrijtuig, (motorfiets), voorzien van het [kenteken 1], daarmede op de weg, de Paul Krugerstraat en de Scheldestraat en de Willem Ruysstraat en de President Rooseveltlaan en de Nieuwe Vlissingseweg en de Poelendaeleweg en de Koudekerkseweg en de Middelburgsestraat en de Duinstraat en de Strandweg en de Zwaanweg en de Bachlaan en de Burgemeester van Woelderenlaan en de Badhuisstraat, heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig een teken, te weten
eenkentekenplaat [kenteken 2], was aangebracht waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken, werd bemoeilijkt.;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 182 dagen met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingevorderd is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid gelijk aan de duur dat het rijbewijs ingevorderd is geweest, op te leggen. Daarnaast zou eventueel nog een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaar opgelegd kunnen worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om aan een controle door de politie te ontkomen, heeft verdachte in de avond, terwijl het donker was en het zicht dus beperkt was, op zijn motorfiets meerdere keren met een zeer hoge snelheid gereden, waarbij hij met die hoge snelheid over kruisingen en door rood is gereden, rechts en links heeft ingehaald en op een fietspad heeft gereden. Hiermee heeft verdachte een groot risico genomen, niet alleen voor zijn medeweggebruikers, maar ook voor de politie die alleen maar bezig was met het uitvoeren van haar wettelijke taak. Het is dan ook een wonder dat er geen verkeersongevallen hebben plaatsgevonden. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan verdachte te danken, maar aan de oplettendheid van andere weggebruikers. Daarbij komt ook nog dat verdachte reed op een motorfiets met onjuiste kentekenplaten én dat hij na zijn aanhouding de politieagenten ernstig heeft bedreigd.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte van 17 januari 2025, waaruit onder meer blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. In het voordeel van verdachte wordt meegenomen dat hij openlijk spijt heeft betuigd en zijn leven na een lastige periode weer positief aan het opbouwen is.
Voor de overtreding van artikel 5a WVW heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunt geformuleerd. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 29 april 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:
1679). In dit arrest heeft het hof geoordeeld dat bij het bepalen van de op te leggen straf voor overtreding van artikel 5a WVW kan worden gekeken naar de voor een overtreding van artikel 6 WVW geformuleerde oriëntatiepunten en dat voor een juiste normhandhaving bij een overtreding van artikel 5a WVW, net zoals door de officier van justitie is gevorderd, in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming in de rede ligt.
De rechtbank zal hiervan, gelet op de houding van verdachte ter zitting, de stappen die hij na het bewezenverklaarde heeft gezet en de toepassing van artikel 63 Sr in het voordeel van verdachte afwijken. De rechtbank legt derhalve geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, maar volstaat met de oplegging van een taakstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare (verkeers)feiten schuldig te maken. Verder acht zij een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 182 dagen, met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs reeds is kwijtgeraakt, op zijn plaats.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen motorfiets en kentekenplaat zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de feiten hiermee zijn begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde feit;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 4:overtreding van artikel 41, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 (dertig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 182 (honderdtweeëntachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten
* 1 STK kentekenplaat, PL2000-2024082567-2713842;
* 1 STK motorrijtuig, zwart, merk: Kawasaki, PL2000-2024082567-2710334.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lorello-Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 maart 2025.
Mr. Hamburger en mr. Polak zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
feit 1
hij op of omstreeks 2 april 2024 in de gemeente Vlissingen en/of Middelburg en/of Veere en/of elders in Nederland, als bestuurder van een voertuig (motorfiets), daarmee rijdende op de weg, de Paul Krugerstraat en/of de Scheldestraat en/of de Willem Ruysstraat en/of de President Rooseveltlaan en/of de Nieuwe Vlissingseweg en/of de Poelendaeleweg en/of de Koudekerkseweg en/of de Middelburgsestraat en/of de Duinstraat en/of de Strandweg en/of de Zwaanweg en/of de Bachlaan en/of de Burgemeester van Woelderenlaan en/of de Badhuisstraat en/of één of meer andere (openbare) wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door - terwijl hij, verdachte, niet beschikte over een rijbewijs van de juiste categorie – meermalen althans eenmaal, met (zeer) hoge snelhe(i)d(en) te rijden, in elk geval met (een) snelhe(i)d(en) die hoger lagen dan de wettelijk toegestane maximum snelhe(i)d(en), en/of (hierbij) over één of meer kruising(en) te rijden en/of door één of meer rode/rood verkeerslicht(en) te rijden en/of rechts en/of links in te halen en/of op een fietspad te rijden, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was, zulks terwijl hij, verdachte dat voertuig heeft bestuurd na gebruik van alcoholische drank en/of verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede, derde lid of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
feit 2
hij op of omstreeks 2 april 2024 in de gemeente Vlissingen en/of Middelburg en/of Veere als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets) heeft gereden op de weg, de Paul Krugerstraat en/of de Scheldestraat en/of de Willem Ruysstraat en/of de President Rooseveltlaan en/of de Nieuwe Vlissingseweg en/of de Poelendaeleweg en/of de Koudekerkseweg en/of de Middelburgsestraat en/of de Duinstraat en/of de Strandweg en/of de Zwaanweg en/of de Bachlaan en/of de Burgemeester van Woelderenlaan en/of de Badhuisstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
feit 3
hij op of omstreeks 2 april 2024 te Middelburg [naam 1] , agent van politie en/of [naam 2] , hoofdagent, en/of één of meer andere medewerker(s) van de politie heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 1] en/of [naam 2] en/of één of meer andere medewerker(s) van de politie dreigend de woorden toe te voegen "Ik neem de volgende keer een AK mee" en/of "Ik zal voor meer bloed zorgen" waarbij hij, verdachte, schietbewegingen maakte met zijn handen, althans woorden en/of (een) da(a)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 4
hij op of omstreeks 2 april 2024 in de gemeente Vlissingen en/of Middelburg en/of Veere als bestuurder van een motorrijtuig, (motorfiets), voorzien van het [kenteken 1], daarmede op de weg, de Paul Krugerstraat en/of de Scheldestraat en/of de Willem Ruysstraat en/of de President Rooseveltlaan en/of de Nieuwe Vlissingseweg en/of de Poelendaeleweg en/of de Koudekerkseweg en/of de Middelburgsestraat en/of de Duinstraat en/of de Strandweg en/of de Zwaanweg en/of de Bachlaan en/of de Burgemeester van Woelderenlaan en/of de Badhuisstraat, heeft gereden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s) en/of middel(en), te weten kentekenplaat [kenteken 2], was/waren aangebracht waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 van de Wegenverkeerswet 1994 gevoerde kenteken, werd bemoeilijkt; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd
( art 41 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994, art 41 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )