Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van betrokkene, die in 2006 was veroordeeld tot tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank constateert dat de tbs op 7 maart 2007 is aangevangen en dat deze op 13 maart 2024 voor het laatst is verlengd. De officier van justitie heeft op 14 januari 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de tbs met één jaar, omdat er nog steeds sprake is van een stoornis en een verhoogd recidivegevaar. Tijdens de zitting op 28 februari 2025 zijn zowel de officier van justitie als betrokkene gehoord, waarbij betrokkene werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een impasse is ontstaan in het traject van betrokkene, omdat er geen passende vervolginstelling is gevonden. De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen, maar er zijn zorgen over de huidige situatie van betrokkene, die in een ongewenste regio verblijft en zijn motivatie lijkt te verliezen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tbs met één jaar verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging eist. De rechtbank benadrukt het belang van het doorbreken van de impasse en het vinden van een geschikte vervolgplek voor betrokkene, en heeft de tbs-instelling opgedragen om de diagnostiek opnieuw te bekijken en de reclassering bij het traject te betrekken.