ECLI:NL:RBZWB:2025:1442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11027508 CV EXPL 24-1221 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling voor reparatiewerkzaamheden aan auto

In deze civiele zaak vordert eiser, H.O.D.N. [bedrijf van eiser], betaling van reparatiekosten van een auto die hij in opdracht van gedaagde heeft uitgevoerd. De zaak betreft reparatiewerkzaamheden aan een Ford Transit Custom, waarvoor gedaagde in totaal € 4.611,35 verschuldigd zou zijn. Eiser stelt dat gedaagde de kosten niet heeft betaald, ondanks meerdere betalingsherinneringen. Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat hij geen eigenaar van de auto is en dat er geen opdracht voor de reparaties is gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde wel degelijk als opdrachtgever kan worden beschouwd, gezien de communicatie tussen partijen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser voor een groot deel toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente, omdat niet is aangetoond dat er een betalingstermijn was afgesproken. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 4.111,35, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en moet de proceskosten van € 903,04 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11027508 \ CV EXPL 24-1221
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [bedrijf van eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Juristu Incasso Juristen B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.M.H. van Dongen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 maart 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte uitlaten producties van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf van eiser] auto’s waarmee hij handelt in en reparaties uitvoert aan personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
Begin 2022 heeft [eiser] in opdracht van [gedaagde] reparatiewerkzaamheden verricht aan de auto van het merk Ford Transit Custom met [kenteken] (hierna: de auto). Daarbij is onder meer de distributieriem vervangen. De kosten van de reparatie van totaal € 3.594,74 heeft [gedaagde] betaald.
2.3.
De auto staat op naam van de eenmanszaak van de echtgenote van [gedaagde] , [bedrijf] genaamd.
2.4.
In januari 2023 bleek dat de distributieriem van de auto was gebroken. De auto is toen door de ANWB naar de garage van [eiser] gesleept. [eiser] en [gedaagde] hebben op 18 januari 2023 per Whatsapp contact over de oorzaak van het breken van de distributieriem en [eiser] reageert om 21.00 uur:
“Dat is wel vroegIk Ga kijken hoe dat kan”
2.5.
[eiser] heeft de heer [naam] van Decra ingeschakeld om de oorzaak van de gebroken distributieriem te onderzoeken.
2.6.
In februari 2023 heeft [eiser] reparatiewerkzaamheden verricht aan de auto, waaronder het vervangen van de distributieriem. Na het ophalen van de auto hebben partijen per Whatsapp contact over de kosten van reparatie (waarbij [eiser] is aangeduid als ‘[bedrijf van eiser]’ en [gedaagde] als ‘[bedrijf]’):
“23-02-2023 15:29 – [bedrijf]: Ik heb nog geen prijs gekregen wat de kosten zijn van de reparatie van de ford bus !! Wil jij de kosten even sturen??
(…)
28-02-2023 09:19 – [bedrijf van eiser]: Goedemorgen maat
Ik denk rond 4000 euro
28-02-2023 09:19 – [bedrijf van eiser]: Zoals ik zei wil ik met mijn arbeid wat regelen
28-02-2023 11:13 - [bedrijf]: Zo dan is de reparatie veel duurder als vorig jaar!!!
28-02-2023 11:24 – [bedrijf van eiser]: Er zijn ook extra onderdelen bij gekomen
En alle kleppen zijn vernieuwd
Vorige keer maar iets 6 kleppen vernieuwd
Mijn arbeid blijf het zelfde de rest is onderdelen maat(…)”
2.7.
Op 28 februari 2023 heeft [eiser] een bon opgemaakt voor [gedaagde] in verband met de in februari 2023 verrichte reparatiewerkzaamheden van totaal € 4.111,35.
2.8.
Na het ophalen van de auto is [gedaagde] nieuwe gebreken aan de auto gebleken, waaronder schade aan de achterdeur van de auto. [gedaagde] heeft de auto vanwege die gebreken teruggebracht naar [eiser] om kosteloos te herstellen. Partijen hebben in mei 2023 meerdere malen per Whatsapp contact over herstel van gebreken en betaling van de reparatie van februari 2023.
2.9.
Op 17 juni 2023 heeft [eiser] een bon opgemaakt voor [gedaagde] voor spuit- en herstelwerkzaamheden wegens schade aan de achterdeur van de auto van € 500,00.
2.10.
[gedaagde] heeft de beide bonnen met reparatiekosten van totaal € 4.611,35 onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:
een bedrag van € 4.611,38 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2023 tot de dag van volledige betaling, althans de wettelijke (handels)rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
een bedrag van € 586,14 aan buitengerechtelijke kosten;
de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering – samengevat – ten grondslag dat hij in opdracht van [gedaagde] reparatiewerkzaamheden heeft verricht aan de auto voor € 4.111,38 en € 500,00. [eiser] stelt dat [gedaagde] de verplichting tot betaling van de kosten ondanks verzonden betalingsherinneringen niet nakomt. Volgens [eiser] zijn bij de reparatie enkele zaken niet goed gegaan die hij wilde oplossen, maar reageerde [gedaagde] er vreemd op. [eiser] stelt dat [gedaagde] aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 586,14 verschuldigd is en vanaf 17 juni 2023 wettelijke rente verschuldigd is.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vordering, dan wel tot afwijzing van de vordering van [eiser] als ongegrond en onbewezen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure, waaronder nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde] voert als verweer – samengevat – aan dat hij geen eigenaar is van de auto en hij daarom ten onrechte in rechte is betrokken. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de dagvaarding niet aan de substantiëringsplicht voldoet. [gedaagde] betwist opdracht te hebben gegeven voor werkzaamheden aan de auto en betwist opdracht te hebben gegeven voor herstel van schade. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de hoofdsom niet behoorlijk gespecificeerd is en een disproportioneel hoog bedrag is. Bij toewijzing van een bedrag beroept [gedaagde] zich op opschorting en/of verrekening met schades die [eiser] heeft veroorzaakt en [gedaagde] bij een derde heeft laten herstellen. Ook betwist [gedaagde] de gevorderde rente omdat er niets verschuldigd is en betwist hij de buitengerechtelijke kosten omdat hij geen 14 dagen brief heeft ontvangen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Substantiëringsplicht
4.1.
[gedaagde] voert aan dat in de dagvaarding niet de aangevoerde verweren en gronden zijn genoemd waardoor in strijd is gehandeld met de substantiëringsplicht (artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en de waarheidsplicht (artikel 21 Rv). De kantonrechter stelt vast dat [eiser] een standaard incassodagvaarding heeft uitgebracht zonder vermelding van de verweren en gronden daarvoor. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding voor de conclusie dat de dagvaarding nietig is omdat het voor [gedaagde] duidelijk is geweest waar het over ging en hij vervolgens verweer heeft kunnen voeren in deze procedure waardoor hij niet in zijn procesbelang is geschaad.
Vordering
4.2.
[eiser] vordert betaling van twee reparaties met de bedragen € 4.111,38 en € 500,00. Het eerste bedrag betreft volgens de door [eiser] als productie 5 overgelegde bon een bedrag van € 4.111,35 in plaats van € 4.111,38 waardoor van het bedrag van € 4.111,35 wordt uitgegaan. Hierna zal eerst worden ingegaan op laatstgenoemd bedrag.
Reparatie van € 4.111,35
4.3.
Het bedrag van € 4.111,35 ziet volgens de overgelegde bon van 28 februari 2023 op reparatiewerkzaamheden aan de auto in februari 2023 na een gebroken distributieriem. Nergens uit blijkt dat de werkzaamheden (ook) zien op een APK keuring en dit stelt [eiser] dan ook ten onrechte in de dagvaarding. Uit de conclusie van antwoord blijkt dat het [gedaagde] duidelijk is dat de kosten zien op reparatiewerkzaamheden vanwege een gebroken distributieriem. Bij conclusie van repliek noemt [eiser] ook reparatie wegens de gebroken distributieriem en daarmee heeft hij zijn foutieve eerdere stelling hersteld.
4.4.
[gedaagde] voert aan dat er geen opdracht voor de reparatie is gegeven omdat de afspraak was dat een expert eerst de auto zou onderzoeken en erna contact zou opnemen met hem, maar daarover nooit contact met hem is geweest. Het verweer dat er geen opdracht is van [gedaagde] slaagt naar het oordeel van de kantonrechter niet. Dit gezien de Whatsapp berichten van [gedaagde] op 23 en 28 februari 2023 waarin hij de verrichte werkzaamheden (in ieder geval achteraf) heeft aanvaard. Zo vraagt [gedaagde] op 23 februari 2023 om de kosten van de reparatie toegestuurd te krijgen en zegt hij op 28 februari 2023 dat de reparatie veel duurder is dan vorig jaar. Als er geen opdracht was gegeven voor reparatie, had het voor de hand gelegen dat [gedaagde] dit in ieder geval op dat moment had geuit aan [eiser] . Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Omdat [gedaagde] degene is die contact heeft gehad met [eiser] over reparatie van de auto kon en mocht [eiser] er vanuit gaan dat [gedaagde] de contractuele wederpartij is. Nergens uit blijkt ook dat [gedaagde] namens zijn echtgenote optrad. Het feit dat de auto niet op naam van [gedaagde] staat, is niet doorslaggevend bij de beoordeling van de vraag wie opdrachtgever is. Het is enkel een omstandigheid die meegewogen kan worden bij die beoordeling, maar omdat het contact enkel met [gedaagde] was, geldt [gedaagde] als opdrachtgever.
4.5.
[gedaagde] voert ook aan dat de werkzaamheden ondeugdelijk zijn verricht omdat er na het ophalen van de auto nieuwe gebreken waren en hij beroept zich op opschorting en/of verrekening met schades. Nu [gedaagde] geen nakoming meer verlangt van [eiser] , begrijpt de kantonrechter dat het beroep op opschorting is gedaan ter verrekening van schade. Een verplichting tot schadevergoeding ontstaat in beginsel pas nadat de debiteur in verzuim is en om in verzuim te geraken is in beginsel een ingebrekestelling noodzakelijk. Dat verzuim is geen vereiste indien nakoming blijvend onmogelijk is (art. 6:74 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)). Ook kan het verzuim onder bepaalde omstandigheden intreden zonder ingebrekestelling (artikel 6:83 BW).
4.6.
Niet gesteld en gebleken is dat de door [gedaagde] gestelde schades zien op tekortkomingen die niet meer door [eiser] hersteld konden worden. Hierdoor moet er sprake zijn van verzuim na ingebrekestelling. [gedaagde] heeft [eiser] niet in gebreke gesteld met een termijn tot nakoming van zijn verplichtingen. Uit de overgelegde Whatsappberichten (bij conclusie van repliek en productie 8 conclusie van dupliek) blijkt dat er in april en mei 2023 contact was over het opnieuw brengen van de auto voor herstel van meerdere gebreken en was [eiser] bereid tot herstel, maar heeft [gedaagde] zijn auto niet meer terug gebracht. Hieruit volgt dat er geen sprake was van een situatie dat [eiser] niet meer bereid was om na te komen en een ingebrekestelling in de situatie achterwege kon blijven. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen sprake is van verzuim van [eiser] en een schadevordering, net als de omvang ervan, onvoldoende vast staat om opschorting ter verrekening van schade te rechtvaardigen. Het beroep op opschorting slaagt daarom niet. Het beroep op verrekening slaagt evenmin omdat de gegrondheid en omvang van schadevergoeding niet is gebleken.
4.7.
[gedaagde] voert daarnaast aan dat de reparatie moet worden beschouwd als een herstelreparatie van begin 2022 omdat een distributieriem langer dient mee te gaan en niet na ongeveer 40.000 km al vervangen dient te worden. [gedaagde] betwist ook om deze reden de verschuldigdheid van de factuur. Zoals eerder overwogen heeft [gedaagde] in Whatsapp correspondentie op 23 februari 2023 na het terug hebben van de auto na reparatie aan [eiser] gevraagd wat de kosten zijn van vervanging van de distributieriem en heeft hij opdracht gegeven voor de reparatie. Hieruit volgt dat [gedaagde] heeft ingestemd met de kosten van de reparatie van februari 2023 waardoor hij in redelijkheid geen beroep meer kan doen op het niet verschuldigd zijn van de reparatiewerkzaamheden. Hierdoor kan verder ook buiten beschouwing blijven wat de reden is van de “vroegtijdige” vervanging van de distributieriem.
4.8.
[gedaagde] betwist subsidiair de hoogte van de kosten omdat die niet behoorlijk zijn gespecificeerd. [eiser] heeft als productie 5 bij dagvaarding echter een gespecificeerde bon van de werkzaamheden overgelegd en gezien het Whatsapp contact van 28 februari 2023 met uitleg van [eiser] over de reparatie is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een voldoende specificatie. [gedaagde] voert aan dat de kosten disproportioneel hoog zijn, maar onderbouwt niet in welk opzicht er te hoge bedragen zijn berekend, zodat dit verweer als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen. De kantonrechter gaat ervan uit dat het door [eiser] in rekening gebrachte bedrag voor de werkzaamheden redelijk is.
4.9.
Op grond van het voorgaande zal het gevorderde bedrag van € 4.111,35 worden toegewezen.
Reparatie van € 500,004.10. [eiser] stelt dat het bedrag van € 500,00 ziet op reparatie en spuitwerkzaamheden aan een deur van de auto. Ten aanzien van deze werkzaamheden voert [gedaagde] aan dat het ziet op schade die bij [eiser] is ontstaan en die schade niet aanwezig was bij het brengen van de auto. [eiser] heeft dit vervolgens onvoldoende betwist, waardoor ervan uitgegaan wordt dat het herstel van schade betreft die tijdens reparatie bij [eiser] is ontstaan. Uit het door [gedaagde] overgelegde Whatsapp contact van 19 mei 2023 (productie 8 conclusie van dupliek) blijkt dat [eiser] dit toen al had hersteld en [eiser] het wegens het niet betalen van de andere reparatie later alsnog heeft berekend. Nu de schade tijdens reparatie bij [eiser] is ontstaan, is er geen grond om de kosten van [gedaagde] te vorderen. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Wettelijke rente
4.11.
[eiser] vordert de wettelijke rente over het bedrag van € 4.111,35 vanaf 16 juni 2023. Deze rente wordt afgewezen omdat niet onderbouwd is dat er vooraf een betalingstermijn is overeengekomen. Daarnaast heeft [gedaagde] de ontvangst van de bij de dagvaarding overgelegde betalingsherinneringen met een betalingstermijn betwist. De wettelijke rente zal over het bedrag van € 4.111,35 vanaf de dag van dagvaarding, op 21 maart 2024, worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat [gedaagde] niet eerder in verzuim was.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Daarbij zal voor de conclusie van repliek geen salaris worden toegekend omdat [eiser] die zelf heeft ingediend. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
406,50
(1,5 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
903,04

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.111,35 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 21 maart 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 903,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.