Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[partij 1] B.V.,
[partij 2],
1.De procedure
– de akte overlegging producties van [limited 1] met producties 40 tot en met 46;
– de akte overlegging producties van [partijen 1 & 2] met producties 42 tot en met 46;
– de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024, waarvan door de griffier
2.De feiten
quotation schedule) ontving met de bij de modellen behorende prijzen en de minimale orderhoeveelheid per model. [B.V. 1] plaatste gedurende het hele jaar per e-mail bestellingen (
purchase orders) bij ( [limited 2] en later) [limited 1] . Regelmatig ontving [limited 1] van ( [limited 2] en later) [limited 1] een overzicht (
shipping schedule) van de geplaatste bestellingen en de actuele prijzen. [B.V. 1] was voor de productie en levering van haar producten afhankelijk van [limited 1] .
Op 31 december 2019 verlaagt de bank de kredietlimiet tot EUR 350.000,00.
Wij vestigen de aandacht op het onderdeel ‘continuiteit’ in de toelichting van de jaarrekening, waarin uiteengezet is dat de vennootschap afhankelijk is van de bereidwilligheid van de leveranciers en kredietinstellingen om de financiering te blijven continueren. Deze condities duiden op het bestaan van een onzekerheid van materieel belang op grond waarvan gerede twijfel zou kunnen bestaan over de continuïteitsveronderstelling van de vennootschap.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
(i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 18 februari 2000, nr. C98/208, NJ 2000, 295).
Beklamel-norm.