ECLI:NL:RBZWB:2025:1482

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-125820-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 augustus 2023 openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon in Tilburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn tweelingbroer, openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een schedelbasisbreuk en hersenbloedingen. De officier van justitie heeft een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor het geweld, maar de rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geoordeeld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen door het geweld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, met een totaalbedrag van € 55.227,-, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-125820-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2025, waarbij de officier van justitie mr. E.E. de Feijter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 augustus 2023 openlijk in verenging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , dan wel [slachtoffer] , met een ander of alleen, heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd. De officier baseert zich hierbij op de camerabeelden en de getuigenverklaringen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte heeft consistent verklaard niemand geslagen, geduwd of mishandeld te hebben. Op de beelden van het incident is niet te zien dat verdachte het slachtoffer heeft geduwd of geslagen en de diverse getuigen leveren niet meer duidelijkheid over de gedragingen van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair: openlijke geweldpleging
De tweelingbroer van verdachte (hierna: medeverdachte) heeft bij de politie bekend dat hij degene is die op de beelden van het incident op 5 augustus 2023 op de Korte Heuvel in Tilburg met een vuist tegen het hoofd van aangever [slachtoffer] slaat, waardoor [slachtoffer] gestrekt tegen de grond valt. Dat deel van de tenlastelegging heeft op zitting in de zaak van deze verdachte ook niet ter discussie gestaan en kan wettig en overtuigend bewezen worden. Wel heeft in de zaak van verdachte ter discussie gestaan of dat openlijk geweld in vereniging is gepleegd met hem, verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat ook wettig en overtuigend bewezen worden, wat hierna kort wordt toegelicht.
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging moet sprake zijn van het in vereniging plegen van openlijk geweld. Daarvoor is een nauwe en bewuste samenwerking van minimaal twee personen vereist ten aanzien van het openlijk plegen van geweld én een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan dat geweld. Die bijdrage zelf hoeft niet van gewelddadige aard te zijn. Enkel aanwezig zijn in een groep die openlijk geweld pleegt is echter niet voldoende om te spreken van een significante of wezenlijke bijdrage.
Uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] volgt dat verdachte en medeverdachte ruzie hebben gemaakt met [slachtoffer] . Uit de beschrijving van de beelden volgt dat beide verdachten daarbij om [slachtoffer] heen gaan staan. Vervolgens is een slaande beweging te zien van verdachte en dat medeverdachte daarna [slachtoffer] met één vuistslag tegen de grond slaat.
Tegenover de ontkenning van de verdachte dat hij geslagen heeft, staat allereerst de beeldenbeschrijving dat [slachtoffer] na de slaande beweging van verdachte achteruit stapt. Dat de slaande beweging [slachtoffer] ook daadwerkelijk raakt, is niet op de beelden te zien, maar volgt uit getuigenverklaringen. [getuige 3] heeft gezien dat [slachtoffer] eerst in het gezicht werd geslagen en kort daarna met een vuistslag werd geslagen. Dat deze getuige op basis van de beelden aantoonbaar de verkeerde broer aan de tweede (vuist)slag koppelt, doet aan de betrouwbaarheid van zijn waarneming van de eerste slag niet af. Bovendien heeft de [getuige 2] een klets/klapgeluid gehoord voordat hij een harder klapgeluid hoorde, waarna een harde doffe knal volgde. Dat ondersteunt ook het scenario dat [slachtoffer] geslagen is (klets/klapgeluid) vóór de vuistslag in zijn gezicht (harder klapgeluid), waarna hij op de grond viel (harde doffe knal). Tot slot heeft een onbekend gebleven persoon tegen [getuige 2] gezegd dat hij had gezien dat het slachtoffer eerst een klap had gehad van de man met de donkere vest met de lichte vlekken erop (rechtbank: verdachte) en meteen daarna een klap van degene die gekleed was in het zwarte t-shirt (rechtbank: medeverdachte). De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen voordat medeverdachte [slachtoffer] de vuistslag gaf.
Verder is van belang dat op de beelden te zien is dat verdachte zich niet van de vuistslag door medeverdachte distantieert. Integendeel, verdachte maakt na die vuistslag een stap in de richting van de op de grond liggende [slachtoffer] en pakt zichzelf bij de ballen. De verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken omschrijft daarbij dat verdachte naar [slachtoffer] knikt in de trant van “zo, die heb je te pakken”. Dat is geen distantiëren, maar instemmen. Instemmen door verdachte volgt tot slot ook uit het vervolgens met medeverdachte weglopen zonder 112 te bellen of zich op een andere manier om [slachtoffer] te bekommeren.
Gelet op alle hiervoor beschreven gedragingen is ieders bijdrage aan het delict voor beide verdachten van voldoende gewicht voor het “in vereniging” plegen van geweld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 augustus 2023 te Tilburg openlijk, te weten aan de Korte Heuvel, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan en stompen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat bij een bewezenverklaring rekening moet worden gehouden met het mindere aandeel van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 5 augustus 2023 met zijn tweelingbroer openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . Het is niet duidelijk geworden wat de aanleiding is van de voorafgaande ruzie en het geweld, maar wat wel duidelijk is geworden is dat de gevolgen voor [slachtoffer] zeer ernstig en deels permanent zijn. Door een vuistslag van de medeverdachte is [slachtoffer] gestrekt op de grond gevallen, waardoor hij onder andere een schedelbasisbreuk en hersenbloedingen heeft opgelopen. Er is sprake geweest van een lange en intensieve herstelperiode en momenteel staat hij nog steeds onder controle van een revalidatiearts. [slachtoffer] heeft ander werk moeten accepteren en zijn loopbaan heeft noodgedwongen een andere wending genomen. Ook is hij niet meer dezelfde persoon en heeft hij onder meer last van vermoeidheid en een taalstoornis en is hij zijn reukvermogen verloren. Tot slot zal [slachtoffer] de rest van zijn leven met de gevolgen moeten leven en is hij angstig om uit te gaan.
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor openlijk geweld een taakstraf van 120 uur als uitgangspunt. Daarbij gaat het om het uitgangspunt voor degene wiens geweld niet (bewijsbaar) tot letsel heeft geleid. Gelet op de ernst van het feit vindt de rechtbank dat uitgangspunt passend. Vervolgens kijkt de rechtbank naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachteVerdachte heeft op zitting verklaard dat hij tijdens het incident niet dronken was en goed wist wat er gebeurde. Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank daarom concluderen dat verdachte tegen beter weten in tot en met de zitting heeft volgehouden geen rol te hebben gespeeld bij het geweld tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en dat telt de rechtbank strafverzwarend mee. Bovendien is verdachte twee maal eerder veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin tot slot rekening met het feit dat sprake is van uitgaansgeweld. Vele anderen zijn ongewild getuige geweest van het zinloos geweld, wat ook bij hen meestal gevoelens van onveiligheid oproept.
De straf
Alles afwegend legt de rechtbank een taakstraf van 150 uren op en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank beoogt met de voorwaardelijke gevangenisstraf een stevige stok achter de deur te houden, zodat verdachte niet opnieuw met politie en justitie in aanraking komt.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 55.227,- ingediend, bestaande uit de volgende kostenposten:
  • Daggeldvergoeding voor verblijf in het ziekenhuis € 763,-
  • Reiskosten € 586,47
  • Medische kosten € 685,87
  • Materiële kosten, waaronder kapotte telefoon, aanschaf fiets en reeds gemaakte kosten voor evenementen/abonnementen € 888,53
  • Verlies aan inkomen € 2.303,13
Totaal materiële schade: € 5.227,-
Immateriële schade € 50.000,-
TOTAAL: € 55.227,-
Het standpunt van de officier van justitie
De officier stelt zich op het standpunt dat de materiële schade toegewezen dient te worden, omdat deze uitgebreid onderbouwd is. De schadeposten zijn aan te merken als rechtstreekse schade en het verlies aan verdienvermogen is toekomstige schade welke voldoende duidelijk is.
De immateriële schade is ook toewijsbaar. De gevolgen blijken uit de stukken en zij rechtvaardigen een fors bedrag. In de onderbouwing is een zaak genoemd die vrij identiek is aan deze zaak en waarbij hetzelfde bedrag aan immateriële schade is toegewezen.
Toewijsbaar is het totaalbedrag van € 55.227,- met wettelijke rente, een schadevergoedingsmaatregel en met hoofdelijke aansprakelijkheid.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de materiele schade acht de verdediging onduidelijk waarom in 2024 een kilometervergoeding en aanschaf van een fiets is opgevoerd en verzoekt deze post af te wijzen. Daarnaast ziet de verdediging in het dossier geen onderbouwing voor de kapotte telefoon en verzoekt ook deze post af te wijzen. Tot slot zijn de gederfde inkomsten voor de toekomst niet makkelijk vast te stellen, met het verzoek deze post af te wijzen.
Wat betreft de immateriële schade verzoekt de verdediging de vordering (deels) niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het vaststellen van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er is immers nog geen eindoordeel bekend met betrekking tot de medische toestand van [slachtoffer] . Daarnaast gaat de vergelijking met de aangehaalde uitspraken niet op, omdat het geen vergelijkbare zaken zijn. Het bedrag dient lager te zijn dan in die zaken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de benadeelde partij. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De vordering met betrekking tot de materiële schade wordt grotendeels toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De posten zijn voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. Alleen het inkomensverlies kan nog niet in zijn totaliteit begroot worden, omdat dit nog kan wijzig in de toekomst. Daarom wordt deze post begroot tot en met de datum van de zitting en dat is het bedrag van € 1.418,65. Voor het overige wordt dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering met betrekking tot de immateriële schade wordt volledig toegewezen, gelet op de onderbouwing en de hoogte van schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking indien
- onder andere - sprake is van lichamelijk letsel bij de benadeelde. Gelet op medische stukken in het eindproces-verbaal en die zijn overgelegd blijkt dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Er was sprake van een schedelbasisfractuur en hersenbloedingen en er is nog steeds een taalstoornis. Daarmee is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en daarmee immateriële schade heeft geleden. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Omdat de materiële schade op verschillende data is ontstaan, wordt de wettelijke rente over de materiële schade bij wijze van middeling toegewezen vanaf 5 augustus 2024. De wettelijke rente over de immateriële schade wordt toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd: 5 augustus 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 (twee) weken met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 54.342,54,-, waarvan € 4.342,53,- aan materiële schade en € 50.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 5 augustus 2024 en over de immateriële schade vanaf 5 augustus 2023, beide tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering met betrekking tot inkomensverlies niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het
[slachtoffer] , € 54.342,54,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over de materiële schade vanaf 5 augustus 2024 en over de immateriële schade vanaf 5 augustus 2023, beide tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
299 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat indien en voor zover de mededader van verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 maart 2025.
De oudste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Tilburg, althans in Nederland,
openlijk, te weten aan de (Korte) Heuvel en/of de St. Josephstraat, in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon, te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] tegen het
lichaam te duwen en/of meermaals in het gezicht, althans tegen het
hoofd, te slaan en/of stompen;
( art 141 lid l Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Tilburg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] tegen het
lichaam te duwen en/of meermaals in het gezicht, althans tegen het
hoofd, te slaan en/of stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel,
te weten mastoïd fractuur (schedelbasisbreuk) en/of sabduraal
hematoom en/of subarachnoïdale bloeding (hersenbloedingen) en/of
fatische stoornissen (taalstoornis) ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid l Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht)