ECLI:NL:RBZWB:2025:1489

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-016186-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1998, had een verzoek ingediend voor vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met een strafzaak die op 12 juli 2024 was geseponeerd. De verzoeker was niet verschenen bij de behandeling van het verzoek, maar zijn advocaat, mr. M.V. de Nooijer, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand, ter hoogte van € 871,20, voldoende onderbouwd zijn en dat er geen aanwijzingen zijn dat de verzoeker de kosten aan zichzelf te wijten heeft. Daarnaast is er een forfaitaire vergoeding van € 680,00 toegekend voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De totale schadevergoeding bedraagt dus € 1.551,20, die aan de verzoeker zal worden uitgekeerd. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-016186-24
raadkamernummer : 24-024745
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg (Damplein 3, 4331 GC Middelburg),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 7 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 871,20, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 12 juli 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 18 februari 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. M.V. de Nooijer als gemachtigd en tevens waarnemend advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De strafzaak tegen verzoeker is op 12 juli 2024 geseponeerd. Om die reden wordt verzocht de vergoeding van de hierboven genoemde kosten toe te wijzen. De advocaat van verzoeker heeft in raadkamer aangevoerd dat de verzochte kosten billijk zijn en dat niet is gebleken dat de strafzaak onmiskenbaar tot een veroordeling zou hebben geleid.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gehele verzoek kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of voor het laatst werd vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 871,20is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank is van oordeel dat uit het raadkamerdossier bovendien niet blijkt dat verzoeker de kosten aan zichzelf te wijten heeft gehad. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.551,20, bestaande uit:
- € 871,20 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 871,20zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 1]
ten name van [B.V.], onder vermelding van “[de verzoeker]/OM”;
bepaalt dat een bedrag van
€ 680,00zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [kantoor], onder vermelding van “[de verzoeker]/OM”.
Deze beslissing is op 4 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025.
Mr. Fanis en mr. Van Eekelen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.