Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 6.666,32, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het vonnis van de meervoudige kamer van 4 september 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- de overige stukken in het raadkamerdossier.
2.De beoordelingDe rechtbank overweegt als volgt.
€ 6.666,32is in voldoende mate onderbouwd. De rechtbank overweegt dat het bij zedenzaken niet ongebruikelijk is dat verdachten vaker dan in andersoortige strafzaken contact hebben met hun advocaat. Doordat er voor verdachten in zedenzaken veel op het spel staat, komt het ook vaker voor dat er meer tijd aan de verdediging wordt besteed. De rechtbank weegt in haar oordeel de aard van de zaak, de consequenties bij een vervolging en de uitgebreide civiele vordering mee. Zij is van oordeel dat het verzochte bedrag billijk is. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 7.346,32zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden [kantoor], onder vermelding van “[kenmerk]”.