ECLI:NL:RBZWB:2025:1491

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-199664-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding in strafzaak afgewezen en gedeeltelijk toegewezen

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een gewezen verdachte. De verzoeker, geboren in 1995, had een verzoek ingediend op 12 november 2024, waarin hij een schadevergoeding vroeg van in totaal € 600,00, bestaande uit € 260,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Tijdens de behandeling op 18 februari 2025 was de verzoeker niet aanwezig, maar de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, was wel aanwezig en heeft zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat de kosten voor inverzekeringstelling moesten worden afgewezen omdat er sprake was van een beleidssepot en dat de verzoeker de inverzekeringstelling aan zichzelf te wijten had. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen voor de geleden schade, omdat de verzoeker de tegen hem gerezen verdenking en de daarop gevolgde vrijheidsbeneming aan zichzelf te wijten had. Echter, voor de gemaakte kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift werd het forfaitaire bedrag van € 340,00 toegewezen. De rechtbank wees het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv af, maar kende wel een vergoeding toe ex artikel 530 Sv tot een bedrag van € 340,00. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-199664-24
raadkamernummer : 24-028362 & 24-028363
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. P.R. Klaver advocaat te Bergen op Zoom, (Postbus 386, 4600 AJ Bergen op Zoom),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 12 november 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het op 12 november 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00, € 340,00, als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 15 augustus 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 18 februari 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks gehoord.
Verzoeker en advocaat zijn behoorlijk opgeroepen, maar zijn met bericht van afwezigheid niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten inverzekeringstelling moeten worden afgewezen nu sprake is van een beleidssepot en verzoeker de inverzekeringstelling aan zichzelf te wijten heeft. Voorgaande maakt dat ook de forfaitaire vergoeding moet worden afgewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of voor het laatst werd vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het Openbaar Ministerie is op 15 augustus 2024 overgegaan tot een beleidssepot vanwege inmiddels gewijzigde omstandigheden. In zo’n geval kunnen gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding ontbreken als verzoeker de kosten aan zichzelf te wijten had.
Verzoeker werd verdacht van bedreiging met een (nep)vuurwapen en wapenbezit. Naar aanleiding van deze verdenking heeft verzoeker twee dagen in verzekering doorgebracht. Uit het raadkamerdossier volgt dat in het sepot rekening is gehouden met het feit dat verzoeker lijdt aan een psychische stoornis. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verzoeker de tegen hem gerezen verdenking en de daarop gevolgde vrijheidsbeneming aan zichzelf te wijten heeft gehad. Om die reden zijn er geen gronden van billijkheid om een vergoeding voor geleden schade toe te kennen.
Voor de gemaakte kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv af;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00, bestaande uit:
- de kosten verbonden aan de indiening van de verzoeken;
bepaalt dat een bedrag van
€ 340,00zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden, onder vermelding van “[de verzoeker]/OM”.
Deze beslissing is op 4 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025.
Mr. Fanis en mr. Van Eekelen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.