ECLI:NL:RBZWB:2025:1492

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-336282-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 533 en 530 Sv na ondergane inverzekeringstelling

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding. De verzoeker, geboren in 1982, had op 14 november 2024 een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, naar aanleiding van een ondergane inverzekeringstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, aanwezig was tijdens de openbare raadkamer op 18 februari 2025, maar dat de verzoeker en zijn advocaat niet verschenen. De rechtbank heeft de verzoeken ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering beoordeeld. Artikel 533 Sv biedt de mogelijkheid om een schadevergoeding toe te kennen aan een gewezen verdachte voor schade door ondergane inverzekeringstelling, mits de zaak is geseponeerd of de verdachte niet is veroordeeld. Artikel 530 Sv regelt de vergoeding van reis- en verblijfskosten en schade door tijdverzuim. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de verzoeker een schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering had doorgebracht. De rechtbank heeft de gevraagde bedragen voor rechtsbijstand en de indiening van de verzoekschriften toegewezen, en het verzoek tot vergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling goedgekeurd. In totaal is een bedrag van € 675,22 toegewezen aan de verzoeker, met de beslissing dat dit bedrag op een rekening ten name van de verzoeker zal worden overgemaakt. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-336282-24
rk-nummers: 24-028378 en 24-028379
Beslissing op de verzoeken ex artikelen 533 en 530 Sv van:
[de verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ([land])
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.C.W.L. Grootjans, Houtkaai 7, 4331 JR Middelburg

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 14 november 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het op 14 november 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 205,22, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 23 oktober 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Namens verzoeker is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich in de schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten wegens ondergane inverzekeringstelling omdat die kosten al toegewezen zouden zijn in een andere zaak.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling vastgesteld dat er een relatief gering verschil bestaat tussen het standpunt van verzoeker in het verzoekschrift en de reactie van de officier van justitie. Hierover is contact opgenomen met de advocaat en de officier van justitie. Zij hebben op voorhand schriftelijk hun standpunten kenbaar gemaakt. De officier van justitie heeft kenbaar gemaakt in welke zaak de kosten voor de inverzekeringstelling al toegewezen zouden zijn. Verzoeker en officier van justitie hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij verzoeker en de advocaat niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
Op 18 februari 2025 heeft het onderzoek door de openbare raadkamer plaatsgevonden. Hierbij was de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, aanwezig. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht. Uit de toelichting van de officier van justitie volgt dat er inderdaad eerder een vergoeding voor ondergane inverzekeringstelling is toegekend, maar dat deze inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden in een andere zaak. Om die reden staat die toekenning niet in de weg aan een toewijzing van de schadevergoeding die in dit verzoekschrift is verzocht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling als een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt er naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft
1 dag in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 205,22is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 130,00, bestaande uit een vergoeding voor de schade door de ondergane inverzekeringstelling
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 545,22, bestaande uit:
- € 205,22 aan kosten van rechtsbijstand en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 675,22zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [kantoor], onder vermelding van “[de verzoeker] 24-028378 en 24-028379”.
Deze beslissing is op 4 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025.
Mr. Fanis en mr. Van Eekelen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.