ECLI:NL:RBZWB:2025:1493

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
96-213231-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.F. Zoeteweij, had op 27 december 2024 een verzoekschrift ingediend voor een schadevergoeding ten laste van de Staat. Tijdens de behandeling op 18 februari 2025 was de verzoeker niet aanwezig, maar de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, was wel aanwezig en heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek toegewezen kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen.

De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand van € 798,60 en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor het indienen van het verzoekschrift toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.138,60. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd is en billijk voorkomt. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 96-213231-22
raadkamernummer : 24-031917
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.J.F. Zoeteweij, Scheldestraat 76, 4381 RW Vlissingen,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 27 december 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 798,60, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 30 september 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 18 februari 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks gehoord.
De advocaat, mr. M.J.F. Zoeteweij, en verzoeker zijn behoorlijk opgeroepen maar met bericht van afwezigheid niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen.

2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of voor het laatst werd vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 798,60is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.138,60, bestaande uit:
- € 798,60 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.138,60zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [kantoor], onder vermelding van “Vergoeding [de verzoeker] ”.
Deze beslissing is op 4 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025.
Mr. Fanis en mr. Van Eekelen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.