ECLI:NL:RBZWB:2025:1495

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
96-386066-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig en klaagschrift ongegrond verklaard

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift tegen het beslag op een personenauto, ingediend door de klager. De procedure begon met de inbeslagname van een Suzuki Vitara op 9 november 2024, omdat de klager zonder geldig rijbewijs had gereden. Het klaagschrift, ingediend op 10 december 2024, verzocht om opheffing van het beslag, omdat de klager de auto nodig had voor zijn dagelijkse bezigheden. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, was van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven, gezien het recidiverisico van de klager en het feit dat hij eerder zonder rijbewijs had gereden.

Tijdens de behandeling op 18 februari 2025 in de raadkamer werd het klaagschrift besproken. De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank stelde vast dat er een strafvorderlijk belang was om het beslag te handhaven, omdat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring van het voertuig zou besluiten. De rechtbank concludeerde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat de klager niet in het bezit was van een geldig rijbewijs en er een hoog recidiverisico bestond.

De beslissing om het klaagschrift ongegrond te verklaren werd genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen. De uitspraak werd gedaan op de openbare zitting van 4 maart 2025, en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot cassatie binnen veertien dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 96-386066-24
raadkamernummer : 24-030659
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 9 november 2024 onder klager een personenauto Suzuki Vitara met [kenteken] in beslag is genomen;
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 10 december 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 18 februari 2025. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en klager gehoord.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager zijn auto nodig heeft voor zijn dagelijkse bezigheden. Klager heeft ongeveer € 20.000,- voor de auto betaald. Hoewel hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, meent klager dat hij een gegronde reden had om zijn auto te gebruiken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag dient te worden gehandhaafd. Klager heeft inmiddels een aantal keren gereden, terwijl dat niet mocht. Het is dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter later oordelend zal komen tot verbeurdverklaring van het voertuig.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift. Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank stelt vast dat klager in de raadkamer heeft bevestigd dat hij op 9 november 2024 in het voertuig reed terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Uit het strafblad van klager blijkt dat het niet de eerste keer is dat hij in verband wordt gebracht met een verkeersovertreding. Klager stelt dat hij zijn auto nodig heeft en er graag gebruik van wil maken, bijvoorbeeld om boodschappen te kunnen doen. Klager is nog altijd niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Het recidiverisico wordt dan ook hoog geschat. Bij deze stand van zaken acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Suzuki zal uitspreken. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 4 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025.
Mr. Fanis en mr. Van Eekelen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).