ECLI:NL:RBZWB:2025:1497

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-301690-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv na sepotbeslissing

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.E. Broekert, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding ten laste van de Staat, na een sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie. Tijdens de zitting op 25 februari 2025 zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de waarnemend advocaat van de verzoeker, mr. R.B.M. Poppelaars, gehoord. De verzoeker was niet verschenen, maar zijn advocaat voerde aan dat er onduidelijkheid was over de sepotbeslissing, wat leidde tot extra werkzaamheden. De officier van justitie stelde voor om maximaal 0,5 uur aan werkzaamheden na sepot te vergoeden, maar de rechtbank oordeelde dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft besloten om de volledige kosten van rechtsbijstand en een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift toe te kennen. De totale schadevergoeding is vastgesteld op € 1.236,65, die zal worden overgemaakt op een rekening ten name van Stichting Derdengelden TDNL. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C. Gillesse en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-301690-24
raadkamernummer : 24-026556
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ([land]),
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.E. Broekert, Postbus 4650, 4803 ER Breda,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 24 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 556,65, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 21 september 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 25 februari 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. R.B.M. Poppelaars als waarnemend advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat er na de sepotbeslissing nog langer dan gebruikelijk is gecorrespondeerd met het Openbaar Ministerie, omdat er onduidelijkheid bestond over de vraag op welke zaak het sepot zag.
De officier van justitie acht het billijk om in totaal maximaal 0,5 uur aan werkzaamheden na sepot te vergoeden, nu er uit het dossier geen bijzondere omstandigheden blijken waardoor meer dan 0,5 uur zou moeten worden toegewezen en 0,5 uur aan werkzaamheden na een sepot het uitgangspunt is.

2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of voor het laatst werd vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsvrouw was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de toelichting van de advocaat, het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 556,65in voldoende mate is onderbouwd en de rechtbank billijk voorkomt. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank daarmee van oordeel dat alle in rekening gebrachte tijd na het sepot voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.236,65, bestaande uit:
- € 556,65, kosten van rechtsbijstand en
- € 680,00, de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.236,65zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden TDNL, onder vermelding van “[verzoeker] 24-026556”.
Deze beslissing is op 11 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.
Mr. Van Eekelen is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.