ECLI:NL:RBZWB:2025:1498

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-319776-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 en 533 Sv na ondergane inverzekeringstelling

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1986, had op 16 september 2024 een verzoek ingediend voor een schadevergoeding ten laste van de Staat, naar aanleiding van een ondergane inverzekeringstelling. De rechtbank heeft de verzoeken behandeld op 25 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de gemachtigd advocaat van de verzoeker, mr. R.B.M. Poppelaars, aanwezig waren. De verzoeker zelf was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker gedurende vier dagen in verzekering heeft gezeten en heeft op basis van de LOVS-uitgangspunten een vergoeding van € 520,00 toegekend voor deze dagen. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van rechtsbijstand, die door de advocaat van de verzoeker zijn opgevoerd, beoordeeld. De officier van justitie had voorgesteld om deze kosten te matigen, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten van € 11.819,29 voor rechtsbijstand billijk waren, gezien de complexiteit van de zaak en de tijd die de advocaat had besteed aan het dossier.

De rechtbank heeft uiteindelijk de verzoeken tot schadevergoeding toegewezen, met een totaalbedrag van € 12.499,29, dat zal worden overgemaakt aan de Stichting Beheer Derdengelden TDNL. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van de griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-319776-21
raadkamernummer : 24-022983 & 24-022984
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.B.M. Poppelaars, Postbus 4650, 4803 ER Breda,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 16 september 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 520,00, € 520,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het op 16 september 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 11.819,29, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 9 juli 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 25 februari 2025. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. R.B.M. Poppelaars als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat het onderzoek in de zaak lang heeft geduurd en dat in die periode verschillende handelingen moesten worden verricht. Hierdoor zijn de kosten als opgenomen in de urenspecificatie gemaakt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten rechtsbijstand moeten worden gematigd tot een bedrag van € 8.265,20, omdat het aantal uren voor dossierstudie en correspondentie niet in verhouding staan tot de complexiteit van de zaak en de omvang van het dossier. De overige kosten kunnen worden toegewezen.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling als een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft
4 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 520,00.
De advocaat heeft in raadkamer gemotiveerd toegelicht waarom de kosten rechtsbijstand zijn opgelopen. Met name als een zaak een aantal jaren loopt is herhaalde bestudering van het dossier goed voorstelbaar. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 11.819,29is daarmee naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 520,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 12.499,29, bestaande uit:
- € 11.819,29 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
13.019,29 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL, onder vermelding van “[verzoeker] 24-022983 en 24-022984”.
Deze beslissing is op 11 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.
Mr. Van Eekelen is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.