ECLI:NL:RBZWB:2025:1500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-124670-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding gedeeltelijke toewijzing na onterecht ondergane inverzekeringstelling

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door een verzoeker die onterecht in verzekering is gesteld. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.M.E. Verpaalen, had op 22 augustus 2024 een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker had vijf dagen in verzekering doorgebracht, wat door de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis werd bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht, en heeft een bedrag van € 650,00 toegewezen voor deze schade. Daarnaast is er een vergoeding van € 839,44 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer toegewezen. De rechtbank heeft echter ook een deel van de verzoeken afgewezen, omdat deze in één verzoekschrift hadden kunnen worden samengevoegd. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.519,44. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-124670-24
raadkamernummer : 24-021037, 24-021551 & 25-003669
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. N.M.E. Verpaalen, Paardeweide 18B, 4824 EH Breda,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 22 augustus 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 910,00, € 910,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het op 22 augustus 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00, € 340,00, als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
 het op 22 augustus 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 839,44, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00, als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 11 juli 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 25 februari 2025. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. N.M.E. Verpaalen als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat, na telefonisch contact met verzoeker, blijkt dat verzoeker vijf dagen in verzekering heeft doorgebracht en dus niet zeven dagen zoals is opgenomen in het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie uitgaat van vijf dagen die verzoeker in verzekering heeft doorgebracht, waardoor het verzochte bedrag dient te worden gematigd.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of voor het laatst werd vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling als een volledige dag vergoed.
Uit de toelichting in raadkamer blijkt dat verzoeker
5 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 650,00. De rechtbank wijst het resterende deel van dit verzoek af.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 839,44is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank stelt vast dat de verzoeken zijn verdeeld over meerdere verzoekschriften. Naar het oordeel van de rechtbank hadden de verzoeken in één verzoekschrift kunnen worden aangebracht. Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften en de behandeling daarvan in raadkamer zal de rechtbank daarom éénmaal het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toekennen. Zij wijst het tweede verzoek tot het toekennen van de forfaitaire vergoeding af.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 650,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.519,44, bestaande uit:
- € 839,44 aan kosten van rechtsbijstand en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.169,44zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Verpaalen Advocaten, onder vermelding van “[verzoeker] 24-021037, 24-021551 en 25-003669”.
Deze beslissing is op 11 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.
Mr. Van Eekelen is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.