ECLI:NL:RBZWB:2025:1502

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-056577-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding gedeeltelijke toewijzing na vrijspraak

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een gewezen verdachte, die op 8 december 2022 was vrijgesproken. Het verzoek was ingediend op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.R. Mekkes, vroeg om een schadevergoeding voor verschillende schadeposten, waaronder gederfde inkomsten, studievertraging, en schade door een inval in zijn woning. Tijdens de behandeling op 25 februari 2025 zijn zowel de verzoeker als de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, gehoord. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 10.070,00 voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De overige verzoeken werden afgewezen, omdat deze niet onder de reikwijdte van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering vielen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat hij recht had op de gevraagde schadevergoeding voor studievertraging, gederfde inkomsten, en andere schadeposten. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-056577-21
raadkamernummer : 24-022305 & 24-022306
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.R. Mekkes, Nieuwe Herengracht 15hs, 1011 RK Amsterdam,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 6 september 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 10.330,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 3.000,00, voor vergoeding voor de inval in de woning;
  • € 750,00, voor vergoeding voor het contactverbod met de jeugdvrienden van verzoeker;
  • € 10.114,16, voor vergoeding voor 39 maanden studievertraging;
  • € 9.262,72, voor vergoeding van gederfde inkomsten;
  • € 9.500,00, voor vergoeding van reputatieschade;
 het op 6 september 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.419,46, voor vergoeding voor de inbeslaggenomen en verkochte auto van verzoeker;
  • € 2.500,00, voor vergoeding voor het gebruik van een vervangend voertuig;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 25 februari 2025. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis, verzoeker en mr. J.R. Mekkes als advocaat van verzoeker gehoord. Namens verzoeker is in raadkamer een toelichting gegeven op de verzochte schadeposten. De advocaat heeft het bedrag in verband met gederfde inkomsten opnieuw berekend en gecorrigeerd naar € 7.982,72. Verder heeft zij benoemd dat per abuis het verkeerde forfaitaire bedrag is genoemd. Zij corrigeert het forfaitaire bedrag voor het indienen van het verzoek en de behandeling in raadkamer naar € 680,00.
De officier van justitie heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om aan de zaaksofficier de gelegenheid te bieden om te reageren op hetgeen door de advocaat naar voren is gebracht.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend, tenzij de raadsvrouw was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
AanhoudingsverzoekDe rechtbank acht zich gelet op de uitgebreide schriftelijke reactie van de officier van justitie voldoende voorgelicht. Zij wijst daarom het aanhoudingsverzoek af.
Ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling als een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft
9 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau dan wel in het Huis van Bewaring met beperkingen. Daarna heeft hij
89 dagen in voorlopige hechtenisdoorgebracht zonder beperkingen. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 130,00, maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 100,00 wordt aangemerkt als één dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 100,00.
De rechtbank ziet geen reden voor een verhoging van de forfaitaire bedragen. de rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 10.070,00. Zij wijst het verzoek voor het overige af.
Inval in de woningEr is verzocht € 3.000,00 toe te wijzen als een vergoeding voor de schade die familieleden van verdachte door de inval in de woning hebben geleden. Op grond van artikelen 530 en 530 Sv kan een gewezen verdachte alleen een vergoeding voor de door hemzelf geleden schade worden verzocht. De rechtbank stelt vast dat dit deel van het verzoek dan ook niet onder de reikwijdte van artikel 530 en 533 Sv valt. Zij wijst het dit deel van het verzoek daarom af.
Contactverbod met jeugdvriendenDe rechtbank stelt vast dat een contactverbod met jeugdvrienden geen vrijheidsbenemende maatregel is. Een dergelijk verzoek komt daarom niet voor toewijzing op grond van artikel 533 Sv in aanmerking. De rechtbank wijst dit deel van het verzoek af.
StudievertragingDe rechtbank stelt vast dat uit de door verzoeker overgelegde stukken blijkt dat hij een studie volgde via de LOI. Uit de stukken volgt echter niet welke studie verzoeker volgde en of dit een studie was op afstand (al dan niet gelet op coronamaatregelen) of met contactonderwijs. Daarnaast heeft verzoeker feitelijk 98 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Ook hieruit volgt niet waarom een eventuele studievertraging 39 maanden zou bedragen. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de kostenpost studievertraging onvoldoende is onderbouwd. Zij wijst dit deel van het verzoek af.
Gederfde inkomstenDe forfaitaire vergoeding omvat in beginsel alle schade die ontstaat gedurende de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Hierin is al rekening gehouden met een vergoeding voor de dagen die iemand in loondienst die niet heeft kunnen werken. Uit de door verzoeker ingediende stukken volgt dat de werkgever verzoeker ook tijdens zijn vrijheidsbeneming is blijven uitbetalen en dat verzoeker hiervoor uitsluitend opgebouwde vrije dagen heeft op moeten nemen. Daarnaast blijkt uit de overgelegde stukken niet dat verzoeker in de periode waarin hij gedetineerd was, ingedeeld was voor diensten die een hogere vergoeding op zouden leveren. Om die reden kan niet worden gesteld dat de incidentele vergoedingen ook in de detentieperiode zouden zijn toegekend als verzoeker had kunnen werken. Alles overwegende acht de rechtbank de gestelde inkomstenderving onvoldoende onderbouwd. Zij wijst dit deel van het verzoek af.
Waardeverlies in beslag genomen autoDe rechtbank stelt vast dat het waardeverlies van de in beslag genomen auto niet valt binnen de reikwijdte van artikel 530 Sv. De gestelde schade is immers niet ontstaan door de strafzaak, maar door de afwikkeling van het beslag op de auto van verzoeker. De rechtbank wijst dit deel van het verzoek af.
Gebruik vervangen auto
De rechtbank stelt vast dat de kosten voor het gebruik van een vervangende auto niet valt binnen de reikwijdte van artikel 530 Sv. De gestelde schade is immers niet ontstaan door de strafzaak, maar door een persoonlijke keuze van verzoeker na het beslag op zijn auto. De rechtbank wijst dit deel van het verzoek af.
Reputatieschade
De rechtbank stelt vast dat reputatie niet valt binnen de reikwijdte van artikel 530 of 533 Sv. Indien verzoeker van mening is dat er reputatieschade is ontstaan door toedoen van onrechtmatig overheidshandelen, dan kan hij een dagvaardingsprocedure aanhangig maken bij de kantonrechter. De rechtbank wijst dit deel van het verzoek af.
Forfaitaire vergoeding
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 10.070,00, voor de schade door de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 10.750,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Derdengelden Buchel & Mekkes, onder vermelding van “[verzoeker] 24-022305 en 24-022306”.
Deze beslissing is op 11 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.
Mr. Van Eekelen is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.