ECLI:NL:RBZWB:2025:1505

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
02-116673-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagklacht en teruggave van in beslag genomen voertuig

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift over beslag op een voertuig. De klager, die zijn woonplaats had gekozen op het kantoor van mr. H.M. Dunsbergen, had een klaagschrift ingediend op 4 november 2024, waarin hij verzocht om opheffing van het beslag op zijn Audi A3 Sportback. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klager niet bij de behandeling van het klaagschrift aanwezig was, maar dat hij wel behoorlijk was opgeroepen. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, heeft zich positief uitgelaten over het klaagschrift en stelde dat het voertuig teruggegeven kon worden aan de klager.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat de klager ontvankelijk was in zijn beklag. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank heeft de vereisten van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering in acht genomen en geconcludeerd dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave van de Audi A3 Sportback aan de klager gelast.

De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van griffiers mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-116673-24
raadkamernummer : 24-027571
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. H.M. Dunsbergen, Postbus 4650, 4803 ER Breda,
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 4 november 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling op 21 januari 2025 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 25 februari 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. S. van Minderhout als gemachtigd en tevens waarnemend advocaat van klager gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De [belanghebbende] B.V is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager nog steeds het leasebedrag van het voertuig betaald en dat de leaseovereenkomst tot op heden niet is ontbonden. Klager wil het voertuig graag terug, omdat hij het voertuig nodig heeft om zijn werkzaamheden te verrichten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift gegrond kan worden verklaard en dat het voertuig terug kan naar klager.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift. Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] moet de rechter, bij een artikel 94a, eerste, tweede of derde lid, Sv beslag onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde of vijfde categorie kan worden opgelegd;
en
(ii) of zich het geval voordoet dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Op grond van artikel 116, eerste lid, Sv laat het Openbaar Ministerie de in beslag genomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Dit betekent het volgende. Als het Openbaar Ministerie zich op het standpunt stelt dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag, dan moet de rechter ervan uitgaan dat het standpunt juist is.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende van het voertuig is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94a Sv beslag gegrond verklaren en de teruggave van de Audi A3 Sportback aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de Audi A3 Sportback met [kenteken] (goednummer: PL2000-2024280522-2561553) aan klager.
Deze beslissing is op 11 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.
Mr. Van Eekelen is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).