ECLI:NL:RBZWB:2025:1511

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
23-017419
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van klaagschrift inzake beslag op inbeslaggenomen geldbedragen

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 1996, had een klaagschrift ingediend met het verzoek tot opheffing van beslag en teruggave van inbeslaggenomen geldbedragen. Tijdens de behandeling op 18 februari 2025 waren de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de gemachtigd raadsman van de klager, mr. A.H.J. Bals, aanwezig. De klager was echter niet verschenen. De raadsman heeft tijdens de zitting aangegeven dat de klager het klaagschrift wenste in te trekken, maar dit was niet mogelijk omdat het klaagschrift eerder op zitting had gestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klager geen belang meer had bij de behandeling van het klaagschrift, gezien zijn wens om het in te trekken. Daarom heeft de rechtbank de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025. De rechtbank heeft ook informatie verstrekt over de mogelijkheid tot cassatie, waarbij het Openbaar Ministerie en de klager binnen veertien dagen beroep kunnen instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-171119-24
raadkamernummer : 23-017419
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de klager],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A.H.J. Bals, Noordeinde 16, 4481 BJ Kloetinge,
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt op 4 juli 2023 € 225,00 en € 4.000,00 onder [naam] in beslag is genomen;
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 7 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling op 4 juni 2024 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 18 februari 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. A.H.J. Bals als gemachtigd raadsman van klager, gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. De raadsman heeft in raadkamer meegedeeld dat klager het klaagschrift wenst in te trekken, maar dat dit niet mogelijk is omdat het klaagschrift eerder op zitting heeft gestaan.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
De rechtbank stelt vast dat uit de wens van klager om het klaagschrift in te trekken volgt dat klager geen belang meer heeft bij de behandeling van het klaagschrift. De rechtbank zal klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze beslissing is op 4 maart 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis en mr. J. van Eekelen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 maart 2025.
Mr. Fanis en mr. Van Eekelen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).