ECLI:NL:RBZWB:2025:152

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
23/1805 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering AIO-aanvulling; beoordeling van inkomen uit eigen bedrijf

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eisers tegen de herziening van hun recht op een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had op 19 oktober 2022 het recht van eisers op AIO-aanvulling herzien over de periode van september 2021 tot en met december 2021, waarbij eisers een bedrag van € 884,11 aan de Svb moesten terugbetalen. Het bestreden besluit van 21 februari 2023, waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard, leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank heeft op 21 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, mr. J.L.A.M. van Os, aanwezig waren, evenals mr. A. Marijnissen namens de Svb. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eisers in de gelegenheid te stellen nadere informatie van de gemeente Tilburg en de boekhouder over te leggen. Na het indienen van aanvullende stukken door eisers en de Svb, heeft de rechtbank op 6 september 2024 het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de Svb bij de vaststelling van het inkomen uit eigen bedrijf van eiseres ten onrechte privé-onttrekkingen heeft aangemerkt als middelen. De rechtbank concludeert dat de Svb de AIO-aanvulling van eisers over de maanden september 2021 tot en met december 2021 onterecht heeft herzien en vernietigt het bestreden besluit. De Svb moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en het griffierecht van € 50,- aan eisers vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 2.267,50.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1805 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (Svb), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de herziening van hun recht op een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
1.1
Met het besluit van 19 oktober 2022 heeft de Svb het recht van eisers op een AIO-aanvulling herzien over de periode van september 2021 tot en met december 2021. Daarbij is bepaald dat zij een bedrag van € 884,11 aan de Svb terug moeten betalen.
1.2
Met het bestreden besluit van 21 februari 2023 op het bezwaar van eisers is de Svb bij dat besluit gebleven.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en hun gemachtigde en namens de Svb mr. A. Marijnissen.
1.4
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eisers in de gelegenheid te stellen nadere informatie van de gemeente Tilburg en de boekouder over te leggen. Eisers hebben op 15 januari 2024 en 26 februari 2024 stukken overgelegd. Op 25 maart 2024 heeft de Svb hierop gereageerd en het standpunt uit het bestreden besluit gehandhaafd. Op 16 april 2024 hebben eisers hierop gereageerd. Op 6 september 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De uitspraaktermijn is nadien verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2. Aan eisers is per 17 september 2021 een AIO-aanvulling toegekend door de Svb. Omdat eiseres een eigen bedrijf heeft, is bij de toekenning van de AIO-aanvulling uitgegaan van een fictief inkomen uit bedrijf. Dit fictieve inkomen heeft de Svb vastgesteld op € 150,- per maand.
Ter vaststelling van het werkelijk inkomen uit bedrijf ten behoeve van de bepaling van het definitieve recht op AIO aanvulling hebben eiseres op verzoek van de Svb een Rapport Inkomstenbelasting 2021, Jaarstukken Inkomstenbelasting 2021, de Aangifte Inkomstenbelasting 2021 en de Aanslag Inkomstenbelasting en Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2021 toegestuurd.
Met het besluit van 19 oktober 2022 heeft de Svb het recht op AIO-aanvulling van eisers over de maanden september 2021 tot en met december 2021 herzien en € 884,11 van hen teruggevorderd.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers tegen het besluit van 19 oktober 2022 ongegrond verklaard.
Standpunt eisers
3. Eisers hebben aangevoerd dat de Svb ten onrechte bij de vaststelling van hun inkomen uit eigen bedrijf privé-onttrekkingen van € 6.057,- heeft aangemerkt als middelen. Dit is niet in de wet bepaald. Eisers menen dat uitgangspunt dient te zijn de winst uit onderneming, eventueel verhoogd met belastingteruggaven.
Standpunt Svb
4. De Svb heeft zich bij de vaststelling van het inkomen om het recht op AIO-aanvulling te berekenen, gebaseerd op de bewijsstukken die eisers hebben overgelegd. Eiseres hebben verklaard dat deze stukken ook ten grondslag hebben gelegen aan de bij de Belastingdienst ingediende Aangifte Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2021. De Svb stelt daarom dat zij terecht is uitgegaan van deze jaarstukken om de inkomsten van eiseres uit eigen bedrijf over 2021 vast te stellen. Volgens de Svb hebben eisers de privé-onttrekkingen beschikbaar gehad voor de hun levensonderhoud. De verklaring van eisers dat zij de onttrekkingen niet aan hun levensonderhoud hebben besteed, is daarbij niet van belang. Eisers hebben daar volgens de Svb zelf voor gekozen. De schuld aan de gemeente Tilburg staat niet in de jaarstukken van het bedrijf van eiseres vermeld. Tijdens de hoorzitting hebben eisers verklaard dat deze schuld ook niet van het bedrijf was maar een privéschuld betrof. De Svb stelt dat zij de privé-onttrekkingen terecht als middelen uit eigen bedrijf hebben aangemerkt. Omdat het hiermee vastgestelde definitieve inkomen hoger was dan het eerder vastgestelde fictieve inkomen van € 150,00 per maand, hebben eisers volgens de Svb over de periode van 17 september 2021 tot en met december 2021 een bedrag van € 884,11 teveel aan AIO-aanvulling ontvangen.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank dient te beoordelen of de Svb op goede gronden de AIO-aanvulling van eisers over de maanden september 2021 tot en met december 2021 (periode in geding) heeft herzien en de teveel verstrekte AIO-aanvulling ten bedrage van € 884,11 van eisers heeft teruggevorderd.
6.1
De AIO-aanvulling betreft een aanvulling op het inkomen van eisers tot de hoogte van de bijstandsnorm. Deze aanvulling is dus afhankelijk van de hoogte van het inkomen van eisers.
6.2
Niet in geschil is dat de over 2021 ontvangen teruggave loonheffing een middel [1] is en de Svb daarmee - naar rato over de periode in geding in 2021 - rekening dient te houden bij de vaststelling van het inkomen.
6.3
Tussen partijen is wel in geschil welk inkomen uit het bedrijf van eiseres betrokken moet worden bij de vaststelling van het inkomen in de periode in geding.
6.3.1
De Participatiewet bevat geen regels over het vaststellen van het inkomen uit eigen bedrijf in het geval van eisers. De Svb heeft daarover beleid vastgesteld. [2] Totdat de inkomsten definitief zijn vastgesteld, stelt de Svb de AIO-aanvulling vast aan de hand van een fictief inkomen. De definitieve vaststelling van de AIO-aanvulling gebeurt na afloop van een boekjaar. De beleidsregel gaat voor de berekening van het inkomen van een zelfstandige uit van de nettowinst (minus verschuldigde inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet). In dit beleid staat verder dat de Svb daarnaast rekening houdt met privé-onttrekkingen uit het eigen bedrijf, omdat deze onttrekkingen ook kunnen worden aangewend voor de voorziening in het levensonderhoud. Daarbij wordt gewezen op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 oktober 2016 [3] .
6.3.2
De Svb heeft nader toegelicht dat rekening wordt gehouden met de nettowinst als deze hoger is dan de privé-onttrekkingen en met de privé-onttrekkingen als deze hoger zijn dan de nettowinst. Uit de door eisers overgelegde jaarstukken blijkt een nettowinst over het jaar 2021 van € 2.060,-. In die jaarstukken worden privé-onttrekkingen van € 6.057,- genoemd. Omdat deze post privé-onttrekkingen hoger is dan de nettowinst is de Svb uitgegaan van het bedrag van € 6.057,- om het inkomen uit bedrijf over de periode in geding te berekenen.
6.3.3
Mede gelet op het doel van de AIO-aanvulling kan de rechtbank de Svb volgen in het standpunt dat privé-onttrekkingen (minus eventuele privé-stortingen) in beginsel behoren tot het inkomen dat van invloed is op de AIO-aanvulling. Gelden die onttrokken worden aan het bedrijf kunnen immers in beginsel worden aangewend voor levensonderhoud.
6.3.4
Ter zitting is met partijen gesproken over het bedrag aan privé-onttrekkingen. Na schorsing hebben eisers nader inzage verstrekt in de opbouw van deze post. Daaruit volgt dat in 2021 een bedrag van € 3.286,93 aan het bedrijf is onttrokken waarmee een schuld aan de gemeente Tilburg is afbetaald en daarnaast nog een bedrag van in totaal € 2.906,50 aan het bedrijf is onttrokken.
6.3.5
Ten aanzien van bedrag van € 3.286,93 dat aan het bedrijf is onttrokken om terugbetalingen aan de gemeente Tilburg te kunnen doen, is tussen partijen in geschil of dit bedrag als een als inkomen aan te merken privé-onttrekking mag worden beschouwd.
Vast staat dat deze schuld geen zakelijke schuld maar een privé-schuld is. Deze schuld ziet namelijk op een in 2019 te hoog ontvangen Bbz-uitkering voor levensonderhoud van de gemeente Tilburg. De Svb stelt dat het een eigen keuze van eisers is om deze vrijgemaakte gelden aan dit doel te besteden en dat het besteden van die gelden aan de afbetaling van de Bbz-schuld er niet aan afdoet dat sprake is van een privé-onttrekking die inkomen vormt in de periode in geding. De rechtbank volgt de Svb niet in dit standpunt. Het feit dat aan het bedrijf gelden zijn onttrokken, betekent niet per definitie dat sprake is van inkomen van belang voor de AIO-aanvulling. Het gaat erom of de gelden vrij beschikbaar waren voor levensonderhoud en daarmee ook feitelijk in het levensonderhoud kon worden voorzien. [4] Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voldoende aannemelijk is geworden dat eisers dit bedrag aan vermogen enkel uit het bedrijf hebben vrijgemaakt om de Bbz-schuld te voldoen.
6.3.6
Ten aanzien van bedrag van € 2.906,50 dat aan het bedrijf is onttrokken, is niet in geschil dat dit een privé-onttrekking betreft welke besteed kon worden - en ook is besteed - aan levensonderhoud.
Nu enkel dit bedrag als privé-onttrekking wordt aangemerkt en dit bedrag ook hoger is dan de nettowinst van € 2.060,- over 2021 mag de Svb het bedrag van € 2.906,50 als uitgangspunt nemen voor de berekening van het inkomen over de periode in geding. Verder geldt dat de Svb dit bedrag (verminderd met verschuldigde inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet) gedeeld door 12 maanden mag hanteren als gemiddelde per maand over de periode van 17 september 2021 tot en met 31 december 2021. Dit laatste zou slechts anders zijn, indien eisers door het hanteren van dit gemiddelde bedrag per maand benadeeld zouden zijn, bijvoorbeeld vanwege een andere berekeningswijze van het inkomen uit het bedrijf door de gemeente Tilburg in de periode van 1 januari 2021 tot en met 16 september 2021, in welke periode sprake was van een bijstandsuitkering verstrekt door de gemeente. Van een dergelijke benadeling is echter niet gebleken. Uit de door eisers overgelegde stukken blijkt namelijk dat de gemeente gemiddeld een lager bedrag per maand als inkomen heeft aangemerkt (in totaal € 1.793,25 over voornoemde periode). Ten aanzien van het feit dat de gemeente over deze periode het inkomen uit bedrijf op een andere manier heeft berekend (volgens eisers maandelijks aan de hand van de facturen minus de kosten) overweegt de rechtbank dat de berekeningswijze van de gemeente de Svb niet bindt.
6.4
Uit het voorgaande volgt dat de Svb, ten behoeve van de berekening van de AIO-aanvulling over de periode in geding, naast de teruggave loonheffing, het inkomen uit bedrijf mag vaststellen op basis van de privé-onttrekking in 2021 van € 2.906,50, te verminderen met de verschuldigde inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, te herleiden tot een gemiddelde per maand over de periode 17 september tot en met 31 december 2021 en met inachtneming van de 25% vrijstelling [5] . Het (eventuele) terugvorderingsbedrag dient vervolgens te worden bepaald met inachtneming van het al in aanmerking genomen fictief inkomen van € 150,- per maand.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen mogelijk om zelf in de zaak te voorzien, omdat de Svb een nieuwe berekening dient te maken. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de Svb een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de Svb hiervoor vier weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
8. Omdat het beroep gegrond zijn moet de Svb het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. De Svb moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.267,50 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend, aan de zitting heeft deelgenomen en een schriftelijke reactie heeft ingediend na schorsing.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de Svb op binnen vier weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te
stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, de dag nadat daarop is beslist een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de Svb het griffierecht van € 50,- aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt de Svb tot betaling van € 2.267,50 bedrag aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 10 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Participatiewet
Artikel 11. Rechthebbenden
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
(…)
4. Het recht op bijstand komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft.
Artikel 19. Voorwaarden
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op algemene bijstand indien:
a. het in aanmerking te nemen inkomen lager is dan de bijstandsnorm; en
b. er geen in aanmerking te nemen vermogen is.
2. De hoogte van de algemene bijstand is het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
(…)
Artikel 31. Middelen
1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2. Niet tot de middelen van de belanghebbende worden gerekend:
(…)
n. inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 249,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling;
(…)
3. De middelen worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat resteert na aftrek van:
a. de daarover door de belanghebbende verschuldigde loonbelasting of inkomstenbelasting;
b. de daarover door de belanghebbende verschuldigde premies volksverzekeringen dan wel een inhouding die met een of meer van deze premies overeenkomt alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet;
c. ten laste van de belanghebbende komende verplichte bijdragen ingevolge een pensioenregeling en daarmee vergelijkbare regelingen;
d. andere ten laste van de belanghebbende komende verplichte inhoudingen.
(…)
Artikel 32. Inkomen
1. Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voorzover deze:
a. betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en
b. betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
(…)
Artikel 47a. Taak Sociale verzekeringsbank
1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan:
a. alleenstaanden en alleenstaande ouders die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt;
b. gehuwden, van wie beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt dan wel van wie één echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
2. De artikelen 1 tot en met 6, hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 zijn van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, door de Sociale verzekeringsbank, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.
Artikel 47b. Invulling toepassing artikelen voor Sociale verzekeringsbank
Voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, wordt in de artikelen 9, met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b en c, 15, tweede lid, 16, eerste lid, 17, 19a, tweede lid, 31, tweede lid, onderdeel m, en zesde lid, 40, tweede tot en met vijfde lid, 41, vierde, vijfde, achtste en tiende lid, 43, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 44, eerste en derde lid, 48, derde en vierde lid, 52, eerste lid, 53a, eerste tot en met zesde lid, 54, 55, 57, 58, eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste lid, 60, eerste tot en met zesde lid, 60c, 61, 62b, vierde lid, 62e, 62f, 62g, 62h, derde lid, 63, 66, 78t, tweede lid, 78x, eerste lid, onderdeel b, 78z, eerste, tweede en vierde lid, 81, eerste en tweede lid, voor «het college» telkens gelezen: de Sociale verzekeringsbank.
Artikel 47d. Specifieke bepalingen voor uitvoering door de Sociale verzekeringsbank
(…)
2. De aanvraag voor algemene bijstand als aanvullende inkomensvoorziening ouderen van een persoon als bedoeld in artikel 47a, eerste lid, wordt ingediend bij de Sociale verzekeringsbank.
(…)
Artikel 54. Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking
(…)
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
(…)
Artikel 58. Terugvordering
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
2. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voorzover de bijstand:
a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
b. in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;
c. voortvloeit uit gestelde borgtocht;
d. ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;
e. anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of
f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:
1°.de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken;
2°.bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.
(…)
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Artikel 59. Terugvordering gezinsleden
1. Onverminderd artikel 58 kunnen kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden worden teruggevorderd.
(…)
4. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van kosten van bijstand die worden teruggevorderd.
Svb Beleidsregel 1303
Uit artikel 19 Participatiewet volgt dat alleen recht op AIO-aanvulling bestaat als het in aanmerking te nemen inkomen van de alleenstaande of het gezin lager is dan de toepasselijke bijstandsnorm. Dit geldt ook als een van de echtgenoten geen recht op AIO-aanvulling heeft. Op grond van artikel 32, derde en vierde lid Participatiewet moet de SVB bij de vaststelling van de AIO-aanvulling rekening houden met de middelen van de echtgenoot die geen recht op AIO-aanvulling heeft. (…)
De Participatiewet bevat geen regels over het vaststellen van inkomsten uit eigen bedrijf of zelfstandig beroep van een AIO-gerechtigde die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Deze inkomsten zijn veelal pas na afloop van het boekjaar bekend. De SVB hanteert hierbij het volgende beleid. Totdat de inkomsten definitief zijn vastgesteld, stelt de SVB de AIO-aanvulling van betrokkene vast aan de hand van een fictief inkomen. Dit fictief inkomen is gelijk aan het gemiddelde inkomen per maand gedurende de twee boekjaren die direct aan het desbetreffende jaar voorafgaan en waarover de Belastingdienst het inkomen heeft vastgesteld. De SVB stelt de AIO-aanvulling definitief vast na afloop van een boekjaar. Voor de berekening van het inkomen van een zelfstandige gaat de SVB uit van de nettowinst minus de verschuldigde inkomstenbelasting, de premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De SVB houdt daarnaast rekening met privé-onttrekkingen uit het eigen bedrijf, omdat deze onttrekkingen ook kunnen worden aangewend voor de voorziening in het levensonderhoud (CRvB 18 oktober 2016).

Voetnoten

1.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet.
2.Beleidsregel SB1303.
4.Vergelijk ECLI:N:CRVB:2016:3896.
5.Artikel 31, tweede lid, aanhef en onder n, van de Participatiewet.