ECLI:NL:RBZWB:2025:1521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
24/6836 en BRE 24/6727
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inzage in EOD-rapport door korpschef in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van de politie, waarbij inzage in een EOD-rapport werd geweigerd. Dit besluit volgde op een eerdere weigering van de korpschef om terug te komen op een eerder besluit, waarin ook inzage in bepaalde stukken was geweigerd. Verzoeker, die sinds 2010 een appartement huurt, werd geconfronteerd met een woning sluiting door de burgemeester na de ontdekking van explosieven. De burgemeester had de woning voor vijf dagen gesloten, wat leidde tot een ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder. Verzoeker heeft in een kort geding geprobeerd de ontruiming tegen te gaan, maar het gerechtshof heeft de vordering van de verhuurder afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens een verzoek ingediend om openbaarmaking van stukken op grond van de Wet open overheid, maar de korpschef heeft dit verzoek afgewezen op basis van de Wet politiegegevens. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de korpschef terecht heeft geweigerd het besluit van 7 mei 2024 te herzien, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6836 en BRE 24/6727

uitspraak van 6 februari 2025 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], te [plaats], verzoeker,

gemachtigde: mr. M. Raaijmakers,
en

de korpschef van de politie (de korpschef), verweerder.

Inleiding

1.1
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 augustus 2024 van de korpschef (bestreden besluit), waarbij is geweigerd om terug te komen op een eerder besluit. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
De korpschef heeft de stukken ingediend en daarbij meegedeeld dat alleen de voorzieningenrechter van een deel van die stukken kennis mag nemen (beperkte kennisneming), zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het gaat om een proces-verbaal van bevindingen van de politie van 16 juli 2024 (PL2000-2024033043) en een identificatierapport van de EOD van 21 februari 2024 (het EOD-rapport).
Met de beslissing van 30 oktober 2024 heeft de rechtbank bepaald dat beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter toestemming gegeven om op basis van deze stukken uitspraak te doen.
1.3
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 januari 2025. Verzoeker is verschenen. Zijn gemachtigde nam met instemming van partijen telefonisch aan de zitting deel. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en [naam 2].

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1
Verzoeker huurt sinds 29 oktober 2010 een appartement aan het [adres]
in [plaats] van Stichting Woonkwartier. Met het besluit van
8 februari 2024 heeft de burgemeester deze woning (uiteindelijk) voor vijf dagen gesloten omdat volgens hem een grote hoeveelheid oorlogsmunitie en explosieven is aangetroffen en verzoeker deze explosieven op een zodanige wijze bewerkte dat het gevaar voor ontploffing in ernstige mate werd vergroot. Met de brief van 12 februari 2024 heeft Woonkwartier aan verzoeker meegedeeld dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden en dat hij de woning moet ontruimen. Verzoeker heeft daarin niet berust. In april 2024 heeft Woonkwartier middels een kort geding aan de kantonrechter ontruiming van de woning verzocht. Met het vonnis van 20 juni 2024 is ontruiming toegewezen. Verzoeker heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Gerechtshof ‘s Hertogenbosch heeft in het arrest van 13 augustus 2024 de vordering van Woonkwartier alsnog afgewezen. Met de dagvaarding van 4 november 2024 heeft Woonkwartier bij de kantonrechter in een bodemprocedure een verklaring voor recht gevorderd dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en de woning moet worden ontruimd dan wel vordert zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
2.2
Met een brief van 18 maart 2024 heeft verzoeker aan de korpschef verzocht om openbaarmaking van stukken op grond van de Wet open overheid (Woo) die betrekking hebben op de huiszoekingen die bij hem hebben plaatsgehad, waaronder rapporten van de huiszoekingen.
2.3
De korpschef heeft in reactie daarop gesteld dat de stukken die verzoeker wenst vallen onder de Wet politiegegevens (Wpg). Partijen zijn overeengekomen dat verzoekers Woo-verzoek zal worden omgezet naar een verzoek tot inzage op grond van de Wpg en zal worden doorgestuurd aan de Privacydesk van de politie.
2.4
Met een brief van 21 april 2024 heeft verzoeker aan de Privacydesk verzocht om aan te geven of en welke persoonsgegevens van hem verwerkt worden en verzocht om inzage op grond van de Wpg/Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).
2.5
Met het besluit van 7 mei 2024 heeft de korpschef het verzoek van verzoeker toegewezen, antwoord gegeven op zijn vragen en hem (deels) recht op inzage gegeven. De korpschef merkt daarbij op dat artikel 25 van de Wpg het recht op inzage regelt en uitsluitend bedoeld is om te kunnen controleren of gegevens rechtmatig worden verwerkt en niet bedoeld is om en geen recht geeft op kopieën voor de onderbouwing van een bewijspositie. De korpschef verstrekt een overzicht van de gegevens. Inzage in de registraties PL2000-2024033377 en PL2000-2024033043, die in onderzoek zijn, weigert de korpschef op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wpg. Zodra de onderzoeken afgerond zijn, heeft verzoeker recht op inzage. Als de zaken worden doorgezonden naar het Openbaar Ministerie (OM) vallen de gegevens onder de Wjsg en gebeurt inzage door het OM.
2.6
Met een brief van 5 augustus 2024 heeft verzoeker weer een verzoek ingediend bij de Privacydesk. Dit informatieverzoek heeft betrekking op de huiszoekingen die bij hem hebben plaatsgevonden, waaronder het EOD-rapport, de rapportages met betrekking tot de huiszoekingen en de foto’s van wat in zijn woning is aangetroffen. Volgens verzoeker zijn deze stukken essentieel voor zijn verdediging in een lopende rechtszaak.
2.7
De korpschef heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om terug te komen op het besluit van 7 mei 2024 (herzieningsverzoek) en dit verzoek met het bestreden besluit van
27 augustus 2024 afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en hangende het beroep aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Verzoek

3.1
Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat het EOD-rapport onjuist is waardoor hij geconfronteerd is met een woningsluiting door de burgemeester en ontbinding van zijn huurovereenkomst. In het kader van deze laatste procedure is het noodzakelijk dat verzoeker zich daartegen kan verweren. Het onthouden van het EOD-rapport betekent dat verzoeker in zijn verdedigingsbelangen wordt geschaad. Er is ook geen reden om dit rapport niet vrij te geven. Er is geen sprake van een lopend onderzoek en een strafrechtelijke vervolging van verzoeker is niet aangevangen.
3.2
Volgens verzoeker zijn nieuwe feiten of omstandigheden gelegen in de procedure bij de kantonrechter. Op het moment van verzoekers Woo-verzoek van 18 maart 2024 was er nog geen sprake van ontbinding van zijn huurovereenkomst. Op 20 juni 2024 is er een kort geding vonnis gewezen waarin is bepaald dat verzoeker zijn huurwoning moet ontruimen. De appelrechter heeft dit vonnis vernietigd onder meer omdat er nog teveel onduidelijkheden bestaan met betrekking tot onder meer het EOD-rapport.
Tijdens de zitting heeft verzoeker aangevuld dat hem pas tijdens de kantonprocedure het belang van het EOD-rapport is gebleken en dat hem tijdens de hoorzitting over zijn bezwaar tegen de burgemeesterssluiting bleek dat de burgemeester wel de beschikking heeft over het EOD-rapport/dat dat rapport gedeeld is.
3.3
De grond dat in het besluit geen belangenafweging als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo heeft plaatsgevonden, heeft verzoeker ter zitting laten vervallen.

Toetsingskader

4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Awb niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5.1
Alhoewel afgevraagd kan worden of verzoeker een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat betwijfeld kan worden of wat verzoeker wenst in het kader van een voorlopige voorziening bereikt kan worden, zal de voorzieningenrechter de afwijzing van het herzieningsverzoek inhoudelijk beoordelen.
5.2.1
De vraag die de voorzieningenrechter (dus) moet beantwoorden is of de korpschef op goede gronden heeft geweigerd het besluit van 7 mei 2024 te herzien.
5.2.2
Met het besluit van 7 mei 2024 heeft de korpschef inzage in (onder meer) het EOD-rapport geweigerd. Verzoeker heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld. Dit besluit staat daarom in rechte vast.
5.2.3
Met een herzieningsverzoek wordt aan een bestuursorgaan verzocht om terug te komen op een besluit dat in rechte vaststaat. Een bestuursorgaan kan een verzoek tot herziening inhoudelijk beoordelen, maar kan – als er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd – ook volstaan met die constatering en het verzoek om herziening al om die reden afwijzen. In dit laatste geval toetst de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of het bestuursorgaan terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn. Maar ook als de rechtbank tot de conclusie komt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn, kan er aanleiding zijn voor herziening als zij oordeelt dat het evident onredelijk is om niet terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit. Dat zou het geval kunnen zijn als blijkt dat dat rechtens onaantastbare besluit onmiskenbaar onjuist is.
Nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden zijn feiten of omstandigheden die zich ná het eerdere besluit hebben voorgedaan. Het kan ook gaan om feiten of omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht.
Het ligt op de weg van degene die verzoekt om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en aan te tonen.
5.2.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door verzoeker genoemde omstandigheden over de procedure bij de kantonrechter geen relevante nieuwe omstandigheden zijn die maken dat het besluit van 7 mei 2024 zou moeten worden herzien.
De reden in het besluit van 7 mei 2024 om geen inzage in (onder meer) het EOD-rapport te verlenen is namelijk omdat het onderzoek nog gaande was. Deze weigeringsgrond wordt met wat verzoeker heeft gesteld niet aangetast.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de korpschef dan ook terecht geweigerd het besluit van 7 mei 2024 te herzien.
De voorzieningenrechter acht die weigering ook niet evident onredelijk. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat verzoeker met herziening van het besluit van
7 mei 2024 niet zou hebben gekregen wat hij wenst:
verstrekkingvan (onder meer) het EOD-rapport zodat hij dat kan voorleggen aan een deskundige ter beoordeling van het gevaar. Met herziening had alleen
inzagebereikt kunnen worden. Gelet op de Wpg en de rechtspraak is verstrekking van het EOD-rapport niet mogelijk omdat met inzage de context van de verwerkte gegevens al duidelijk is [1] . Ten slotte blijkt uit het verweerschrift dat de korpschef verzoeker inmiddels inzage in het EOD-rapport heeft toegestaan omdat het opsporingsbelang daarvoor geen belemmering meer vormt, maar dat verzoeker daar zelf van heeft afgezien.

Conclusie

6.1
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat het bestreden besluit, waarbij de korpschef geweigerd heeft het besluit van 7 mei 2024 te herzien, standhoudt.
Het beroep is daarom ongegrond en er is geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
6.2
Als gevolg hiervan heeft verzoeker geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 6 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wet politiegegevens
Artikel 25
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Artikel 27
1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
Artikel 28
1. De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:220)