ECLI:NL:RBZWB:2025:1522

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/02/427815 / HA ZA 24-579 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B. Bosters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van woning en machtiging tot verkoop in het kader van een nalatenschap

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 12 maart 2025 vonnis gewezen in een geschil over de verdeling van een woning die in mede-eigendom is verkregen door de zus en de broer van de overleden vader. De eisende partij, Stichting Stadhouderslaan 8, heeft de rechtbank verzocht om de verdeling van de woning vast te stellen en om machtiging te verlenen voor de verkoop van de woning. De zus is niet verschenen in de procedure, terwijl de broer wel aanwezig was en instemde met de machtiging onder bepaalde voorwaarden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de zus en de broer hebben elk een onverdeelde helft van de woning verkregen na de akte van toedeling in 1975. Na het overlijden van hun moeder in 2012 is het vruchtgebruik op de woning geëindigd. Er was een huurovereenkomst tussen de zus en de stichting, die door de kantonrechter is ontbonden, wat leidde tot een executoriaal beslag op het aandeel van de zus in de woning.

De rechtbank heeft de vorderingen van de stichting toegewezen, waaronder de machtiging om de woning te verkopen en de verdeling van de netto-opbrengst. De proceskosten zijn begroot op € 1.923,72, die door de broer en de zus moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/427815 / HA ZA 24-579
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
STICHTING STADHOUDERSLAAN 8,
te ‘s-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: de stichting,
advocaat: mr. J.A. Bussink,
tegen

1.[de zus] ,

te [plaats 1] ,
niet verschenen,
2.
[de broer],
te [plaats 2] ,
advocaat: mr. C. Gelijn,
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: de zus, respectievelijk de broer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 oktober 2024 met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord van de broer;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek van de broer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van toedeling van 29 juli 1975 in de nalatenschap van de heer [de vader] (hierna: de vader) hebben de zus en de broer ieder de onverdeelde helft in mede-eigendom verkregen van het registergoed staande en gelegen aan het [adres] , kadastraal bekend [kadastrale aanduiding] (hierna: de woning).
2.2.
Op de woning rustte een levenslang vruchtgebruik ten behoeve van [de moeder] (hierna: de moeder). De moeder is op [datum] 2012 overleden, waardoor het vruchtgebruik is geëindigd.
2.3.
Tussen de zus en de stichting bestond tot 21 maart 2023 een huurovereenkomst. Deze huurovereenkomst is bij vonnis van 21 maart 2023 door de kantonrechter van de rechtbank Den Haag ontbonden en de zus is veroordeeld tot ontruiming en tot betaling aan de stichting van een bedrag van € 10.168,04, vermeerderd met een bedrag van € 565,77 voor iedere maand vanaf maart 2023 tot het moment van ontruiming, alsmede rente en kosten.
2.4.
Uit hoofde van voornoemd vonnis heeft de stichting bij exploot van 9 januari 2024 executoriaal beslag laten leggen op het aandeel van de zus in de woning.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
De stichting vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verdeling van de woning zal vaststellen via verdeling van de netto-opbrengst nadat de woning via een makelaar is verkocht (dan wel de verdeling op een andere wijze vast te stellen);
II. de stichting te machtigen om daarvoor namens de zus en de broer onder de gebruikelijke voorwaarden opdracht tot verkoop te verstrekken aan een door haar in te schakelen makelaar en om alles te doen wat nuttig en nodig is voor deze verkoop;
III. zal bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte en door de zus en de broer ondertekende akte en in de plaats zal treden van een door hen te plaatsen handtekening of van die akte;
IV. de zus en de broer te veroordelen in de kosten van deze procedure;
V. te bepalen dat zowel de kosten van deze procedure als de kosten van de verkoop en levering van de woning eerst in mindering gebracht dienen te worden op de opbrengst van de woning voordat de netto-opbrengst zal worden verdeeld.
3.2.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen. De zus is echter niet in deze procedure verschenen en heeft zich ook niet door een advocaat laten vertegenwoordigen, zodat tegen haar verstek wordt verleend.
3.3.
De broer heeft het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de vordering onder II heeft hij aangegeven dat hij instemt met de aan de stichting te verlenen machtiging, zo lang daaraan een aantal voorwaarden worden toegevoegd. De broer heeft daartoe een (tekst)voorstel gedaan. Aangezien de stichting daarmee heeft ingestemd en het gevorderde de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering onder II worden toegewezen zoals hierna in de beslissing bepaald.
3.4.
Ten aanzien van de vorderingen onder I, III, IV en V heeft de broer expliciet aangegeven dat hij geen verweer voert. Omdat ook deze vorderingen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze vorderingen eveneens worden toegewezen.
In dat verband worden de proceskosten (inclusief nakosten) van de stichting begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
921,00
(1,5 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.923,72

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verleent verstek tegen de zus,
4.2.
stelt vast dat de verdeling van de woning aan het [adres] , kadastraal bekend [kadastrale aanduiding] , zal geschieden via verdeling van de netto-opbrengst van de woning nadat deze via de hierna te noemen makelaar is verkocht,
4.3.
machtigt de stichting om daarvoor namens de zus en de broer onder de gebruikelijke voorwaarden opdracht tot verkoop van de woning te verstrekken aan [makelaar] te [plaats 2] en om alles te doen wat nuttig en nodig is voor deze verkoop, waarbij de makelaar de opdracht krijgt om het aansprakelijkheidsrisico van de zus en de broer tot een minimum te beperken door in de koopovereenkomst de volgende – voor de makelaardij gebruikelijke – bepalingen op te nemen, te weten een niet-bewoningsclausule, een ouderdomsclausule en een ‘as is, where is’ clausule, én waarbij de makelaar dient te streven naar een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst en het te hanteren bod met de broer wordt afgestemd,
4.4.
bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte en door de zus en de broer ondertekende akte en zo nodig in de plaats zal treden van die akte of een door de zus en de broer te plaatsen handtekening,
4.5.
veroordeelt de broer en de zus in de proceskosten van € 1.923,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de broer en de zus niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
bepaalt dat zowel de proceskosten als genoemd in 4.5, alsmede de kosten van de verkoop en levering van de woning eerst in mindering gebracht dienen te worden op de opbrengst van de woning voordat de netto-opbrengst zal worden verdeeld,
4.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bosters en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.